Bolivariet

Het mineraal bolivariet is een gehydrateerd aluminium-fosfaat met de chemische formule Al2(PO4)(OH)3·4.5(H2O).

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Bolivariet':

More information on 'Bolivariet':

Het mineraal bolivariet is een gehydrateerd aluminium-fosfaat met de chemische formule Al2(PO4)(OH)3·4.5(H2O).

Het doorschijnend groenwitte of geelgroene bolivariet heeft een glasglans, een witte streepkleur en omdat het mineraal geen kristallen vormt, geen splijting. Bolivariet heeft een gemiddelde dichtheid van 2 en de hardheid is 2,5 tot 3,5. Het kristalstelsel is amorf en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal bolivariet is genoemd naar de Spaanse entomoloog Ignacio Bolivar y Urrutia (1850 - ?).

Bolivariet is een mineraal dat voorkomt in spleten in graniet. De typelocatie is Pontevedra, Galicië, Spanje.

Categorieën: Mineraal | Fosfaat | Verbinding van aluminium

Amorf

Amorf is Grieks voor zonder vorm.

In de chemie is een amorf materiaal een stof bij een temperatuur onder zijn stollingtemperatuur dat niet vloeibaar is en geen (macro)kristallijne structuur heeft.

Een manier om een amorfe structuur te krijgen is een stof vanuit zijn vloeibare aggregatietoestand heel snel afkoelen (1.000.000 K per seconde). De moleculen hebben dan niet voldoende tijd om zich te schikken naar een kristalrooster. De fysiche eigenschappen van amorfe materialen zijn beduidend anders dan die van de kristallijne varianten.

Een bekend voorbeeld van amorfe stof zijn de zogenaamde metallische glazen.

Categorie: Materiaalkunde

Magnetisme

Al in de Oudheid ontdekte men dat magnetietkristallen elkaar afhankelijk van de oriëntatie aantrekken of afstoten. Dit natuurkundige verschijnsel wordt magnetisme genoemd. Magnetiet is, evenals magnesium genoemd naar Magnesia, een gebied in Thessalië in het oude Griekenland.

Verantwoordelijk voor het magnetisme van magnetiet is het aanwezige ijzer. Veel ijzerlegeringen vertonen magnetisme. Naast ijzer vertonen ook nikkel en kobalt magnetische eigenschappen.

Voorwerpen die dit verschijnsel sterk vertonen noemt men magneten. Er zijn natuurlijke en kunstmatige magneten (bijvoorbeeld Alnico,Fernico, ferrieten). Alle magneten hebben twee polen die noordpool en zuidpool worden genoemd. De noordpool van een magneet stoot de noordpool van een andere magneet af, en trekt de zuidpool van een andere magneet aan. Twee zuidpolen stoten elkaar ook af. Omdat ook de aarde een magneetveld heeft, met z'n zuidpool vlak bij de noordpool en z'n noordpool vlakbij de zuidpool, zal een vrij ronddraaiende magneet altijd de noord-zuidrichting aannemen. De benamingen van de polen van een magneet zijn hiervan afgeleid. Overigens wordt gemakshalve, maar wel enigszins verwarrend, de zuidpool van de "aardemagneet" de magnetische noordpool genoemd en de noordpool van de "aardemagneet" de magnetische zuidpool.

Een verwant verschijnsel is elektromagnetisme, magnetisme dat ontstaat door een elektrische stroom.

Bij nadere beschouwing blijkt het magnetisme in van nature magnetische of magnetiseerbare materialen, net als elektromagnetisme, ook veroorzaakt te worden door bewegende elektrische lading. James Maxwell heeft, voortbouwend op onderzoek van o.a. Michael Faraday al in de negentiende eeuw een zeer elegante wiskundige formulering gegeven van elektriciteit en magnetisme die door Heaviside werd bijgeschaafd tot slechts vier differentiaalvergelijkingen, de vergelijkingen van Maxwell waarmee alle macroscopische elektrische en magnetische verschijnselen zijn te beschrijven.

Graniet

Graniet is een zuur (of felsisch) stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit drie mineralen; kwarts, veldspaten (kaliveldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet en/of biotiet). Ook amfibool komt in graniet voor.

De onderlinge verhouding van de mineralen verschilt, maar doorgaans is kwarts de dominante component (ongeveer 50%). Het kwarts is meestal (melk-)wit, het veldspaat kan gekleurd zijn (crème, roze) en de glimmers zijn meestal bruin of lichtgrijs van kleur.

Graniet is een stollingsgesteente en dat wil zeggen dat het is gevormd bij het ondergronds stollen van magma. (Dit in tegenstelling tot een uitvloeiïngsgesteente zoals basalt dat dichtbij of aan het aardoppervlak gestold is.) Doordat graniet op diepte gestold is, hebben de mineralen bij langzame afkoeling de tijd gehad om kristallen te vormen. Een gesteente dat nog langzamer stolt, meestal in de "armen" van een magmakamer, wordt pegmatiet genoemd. Als graniet wordt blootgesteld aan zeer hoge drukken en temperaturen, verandert het in gneis, een metamorf gesteente.

Het woord komt van het Latijnse woord granus, dat korrel betekent. Het verklaart het vaak korrelige uiterlijk van graniet. Strikt genomen klopt dit niet, omdat een stollingsgesteente niet bestaat uit korrels (wat typisch is voor een sedimentair gesteente). Grofkristallijn zou een betere benaming zijn.

Graniet komt voor in sommige delen van België, al is daar het meeste graniet commercieel al gewonnen. Sommige zwerfstenen in Noord-Nederland bestaan uit graniet, meestal uit Noorwegen of Zweden. (De meeste zwerfstenen zijn in ieder geval granietachtige stollingsgesteenten).

Source: Wikipedia