Prehniet

Het mineraal prehniet is een calcium-aluminium-silicaat met de chemische formule Ca2Al2Si3O10(OH). Het mineraal behoort tot de fylosilicaten.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Prehniet':

More information on 'Prehniet':

Het mineraal prehniet is een calcium-aluminium-silicaat met de chemische formule Ca2Al2Si3O10(OH). Het mineraal behoort tot de fylosilicaten.

Het doorzichtig tot doorschijnend kleurloze, witte, grijze of geel tot geelgroene prehniet heeft een glas- tot parelglans, een witte streepkleur en de splijting is duidelijk volgens het kristalvlak [001]. Prehniet heeft een gemiddelde dichtheid van 2,87 en de hardheid is 6 tot 6,5. Het kristalstelsel is orthorhombisch en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal prehniet is genoemd naar de Nederlandse kolonel Hendrik Von Prehn (1733 - 1785), die het mineraal in Zuid-Afrika ontdekte. Prehniet was het eerste mineraal dat naar een persoon genoemd werd.

Prehniet is een mineraal dat vrij algemeen voorkomt in hydrothermaal verweerde gesteenten. Hoewel het geen zeoliet is, wordt het vaak in de buurt van zeolieten gevonden. Het wordt onder meer gevonden in granieten, syenieten en gneisen. Ook is het een indicatief mineraal voor de laaggradige metamorfe facies prehniet-pumpellyiet. De typelocatie is Haslach, Harzburg en Oberstein, Duitsland.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van calcium | Verbinding van aluminium

Zeoliet

Zeolieten zijn mineralen en behoren tot de tectosilicaten. Natuurlijke zeolieten kunnen veel water bevatten. Bij verhitting kookt dit water eruit, vandaar de naam "zeoliet", van het griekse "zein", koken, en "lithos", steen. Er bestaan ongeveer een vijftigtal natuurlijke zeolieten en meer dan honderd kunstmatige zeolieten. Veel voorkomende natuurlijke zeolieten zijn natroliet, heulandiet en stilbiet. Kunstmatige zeolieten worden onder andere gebruikt in wasmiddel, kattengrid en katalyse.

Een zeoliet is opgebouwd uit silicium, aluminium en zuurstof atomen. Deze atomen vormen een tetraëder, welke op hun beurt weer kooien kunnen vormen. Hierdoor krijgt de zeoliet een zeer poreuze structuur. De structuur van een zeoliet is echter wel zeer regelmatig en de aaneengeschakelde kooien vormen een soort kanalen. Deze kanalen kunnen worden gezien als gangen en liftschachten in een flatgebouw. In de kooien kunnen kleine moleculen (zoals water) en ionen zitten. De ionen zijn vaak nodig om de negatief geladen structuur van Si, Al en O te compenseren. Verhitting van de zeoliet op hoge temperatuur kan ervoor zorgen dat de structuur in elkaar klapt. Verdere verhitting van dit amorfe materiaal kan voor nucleatie van een nieuwe keramische fase zorgen.

Ieder zeoliet heeft een verschillende kanalenstructuur, waarbij de afmeting, vorm en mate van rechtheid verschillen. Vaak zijn er kanalen in twee dimensies die een regelmatig netwerk vormen.

De kanalen van zeolieten hebben de grootte van atomen of moleculen, en deze eigenschap maakt ze geschikt als "moleculaire zeef". Een zeoliet met smalle kanalen kan bijvoorbeeld waterstof van stikstof scheiden, en een zeoliet met wat grotere kanalen scheidt normaal-alkaan van iso-alkaan.

Zeolieten zijn te beschouwen als een zout. Hierbij zijn de ionen die in de stuctuur zitten (K, Na of Ca) het positieve metaalion. De zeolitische kristalstructuur werkt als het negatieve tegenion. De metaalionen kunnen worden verwisseld voor andere ionen. Deze eigenschap is te gebruiken bij bijvoorbeeld het verminderen van de waterhardheid:

Graniet

Graniet is een zuur (of felsisch) stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit drie mineralen; kwarts, veldspaten (kaliveldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet en/of biotiet). Ook amfibool komt in graniet voor.

De onderlinge verhouding van de mineralen verschilt, maar doorgaans is kwarts de dominante component (ongeveer 50%). Het kwarts is meestal (melk-)wit, het veldspaat kan gekleurd zijn (crème, roze) en de glimmers zijn meestal bruin of lichtgrijs van kleur.

Graniet is een stollingsgesteente en dat wil zeggen dat het is gevormd bij het ondergronds stollen van magma. (Dit in tegenstelling tot een uitvloeiïngsgesteente zoals basalt dat dichtbij of aan het aardoppervlak gestold is.) Doordat graniet op diepte gestold is, hebben de mineralen bij langzame afkoeling de tijd gehad om kristallen te vormen. Een gesteente dat nog langzamer stolt, meestal in de "armen" van een magmakamer, wordt pegmatiet genoemd. Als graniet wordt blootgesteld aan zeer hoge drukken en temperaturen, verandert het in gneis, een metamorf gesteente.

Het woord komt van het Latijnse woord granus, dat korrel betekent. Het verklaart het vaak korrelige uiterlijk van graniet. Strikt genomen klopt dit niet, omdat een stollingsgesteente niet bestaat uit korrels (wat typisch is voor een sedimentair gesteente). Grofkristallijn zou een betere benaming zijn.

Graniet komt voor in sommige delen van België, al is daar het meeste graniet commercieel al gewonnen. Sommige zwerfstenen in Noord-Nederland bestaan uit graniet, meestal uit Noorwegen of Zweden. (De meeste zwerfstenen zijn in ieder geval granietachtige stollingsgesteenten).

Syeniet

Het gesteente syeniet is een grofkristallijn stollingsgesteente dat verzadigd is met SiO2, maar weinig tot geen kwarts bevat. Het behoort tot de dieptegesteenten.

De mineralen die voorkomen in syenieten zijn voornamelijk orthoklaas, biotiet, amfibool en pyroxeen. Naast orthoklaas kan syeniet ook plagioklaas bevatten. De kleur van het gesteente varieert van blauwgrijs of rood tot donkergroen of zwart. Uiterlijk lijkt het op graniet, het dieptegesteente waar het in feite de kwartsloze of kwartsarme variant van is.

De naam van het gesteente syeniet is afgeleid van de oude en Latijnse naam voor Aswan, Syene in Egypte.

Categorie: Stollingsgesteente

Gneis

Gneis is een middel- tot hooggradig metamorf gesteente met een bepaalde textuur, dat ontstaat als het moedergesteente (vaak zandsteen of graniet) onder hoge druk (>1 GPa) en temperatuur (>600 graden Celsius) omgezet wordt.

Een typisch kenmerk van gneis is de aanwezigheid van mineralen met een grote kristalgrootte die een foliatie (=planaire structuur in een gesteente) vormen. Bij een fijnkorreliger moedergesteente (siltsteen en schalie) wordt leisteen of schist gevormd.

In West-Groenland bij Isua wordt een zeer oud ontsloten gesteente, een grijze gneis, gevonden (3,8 Ga oud). De oudste gesteenten op Aarde zijn de Acasta-gneisen van het Slave kraton op het Canadese schild, deze zijn gedateerd op 4,03 Ga.

Categorie: Metamorf gesteente

Metamorfe facies

De metamorfe facies zijn groepen van mineraalsamenstellingen in metamorf gesteente die typisch zijn voor een bepaald druk- en temperatuurregime in de Aarde.

De term "facies" werd voor het eerst gebruikt in 1838 door de Zwitserse geoloog Amanz Gressly. Analoog aan de definitie van sedimentaire facies, die luidt "Een facies is een gesteentelichaam met specifieke karakteristieken en idealiter een duidelijk definieerbaar gesteente dat gevormd is onder bepaalde omstandigheden van sedimentatie, die een uniek proces of afzettingsmilieu typeren.", is een definitie voor de metamorfe facies opgesteld. Waar sedimentaire gesteenten bepaalde sedimentaire structuren en voor dat gesteente typerende fossiel-inhoud kennen, hebben metamorfe gesteenten bepaalde structureel-geologische structuren en zijn niet de fossielen typerend voor een afzettingsmilieu, maar is de mineraalinhoud indicatief voor de graad van metamorfisme.

De Finse geoloog Pentti Eelis Eskola (1883 - 1964) stelde al in 1921 een indeling van metamorfe facies voor. De Nieuw-Zeelandse geoloog Francis John Turner, die veel in de Verenigde Staten werkte, verfijnde deze indeling in de jaren 70 van de twintigste eeuw en vatte het samen in een veelgebruikt schema.

De verschillende metamorfe facies worden bepaald door de mineraalinhoud van gesteente. Als een gesteente een bepaalde facies heeft doorlopen, laten de parameters druk en temperatuur sporen achter in de mineraalsamenstelling. Bepaalde mineralen zijn bij bepaalde druk en temperatuur stabiel en andere juist niet. Door de mineraalsamenstelling in detail te bestuderen, middels slijpplaatjes en (electronen)-microscopen, worden de afzonderlijke mineralen gedetermineerd. De facies wordt beschreven middels de afkortingen LT, MT, HT, LP, MP, HP (van het Engelse low, medium en high temperature en pressure). Sinds de jaren 90 wordt ook de term UHP (ultra high pressure) voor extreem hoge druk gebruikt.

De verschillende mineraalassemblages zijn afhankelijk van de facies en van het oorsprongsgesteente. Gewoonlijk worden de gemetamorfoseerde varianten van gesteenten aangeduid met het voorvoegsel "meta". Een metastollingsgesteente is een stollingsgesteente dat metamorfose heeft ondergaan. Metapelitisch gesteente is een metamorfe peliet, fijnkorrelig sedimentair gesteente. Metagrauwackes zijn metamorfe grauwackes, donkere groengrijze zandstenen met een klei-matrix rijk aan chloriet en andere mica's. Metabasische gesteenten zijn mafische gesteenten die metamorfose hebben ondergaan.

Pumpellyiet

Het mineraal pumpellyiet is een gehydrateerd calcium-magnesium-ijzer-mangaan-aluminium-silicaat met de chemische formule Ca2(Mg,Fe2+,Fe3+,Mn2+)Al2(SiO4)(Si2O7)(OH)2·(H2O). Het mineraal behoort tot de sorosilicaten.

Het doorschijnend blauwgroene, olijfgroene of bruine pumpellyiet heeft een glasglans, een witte streepkleur en de splijting is goed volgens de kristalvlakken [100] en [001]. Clinoptiloliet heeft een gemiddelde dichtheid van 3,2 en de hardheid is 5,5. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal pumpellyiet is genoemd naar de Amerikaanse geoloog Raphael Pumpelly (1837 - 1923).

Pumpellyiet is een algemeen mineraal dat voornamelijk voorkomt in meta-basalten en gabbro's. Samen met prehniet is het een indicatief mineraal voor de prehniet-pumpellyiet laaggradig metamorfe facies. De typelocatie is de Calumet mijn, Houghton county, Keweenaw schiereiland, Michigan, Verenigde Staten.

Categorieën: Mineraal | Sorosilicaat | Verbinding van calcium | Verbinding van magnesium | Verbinding van ijzer | Verbinding van mangaan | Verbinding van aluminium

Prehniet

Het mineraal prehniet is een calcium-aluminium-silicaat met de chemische formule Ca2Al2Si3O10(OH). Het mineraal behoort tot de fylosilicaten.

Het doorzichtig tot doorschijnend kleurloze, witte, grijze of geel tot geelgroene prehniet heeft een glas- tot parelglans, een witte streepkleur en de splijting is duidelijk volgens het kristalvlak [001]. Prehniet heeft een gemiddelde dichtheid van 2,87 en de hardheid is 6 tot 6,5. Het kristalstelsel is orthorhombisch en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal prehniet is genoemd naar de Nederlandse kolonel Hendrik Von Prehn (1733 - 1785), die het mineraal in Zuid-Afrika ontdekte. Prehniet was het eerste mineraal dat naar een persoon genoemd werd.

Prehniet is een mineraal dat vrij algemeen voorkomt in hydrothermaal verweerde gesteenten. Hoewel het geen zeoliet is, wordt het vaak in de buurt van zeolieten gevonden. Het wordt onder meer gevonden in granieten, syenieten en gneisen. Ook is het een indicatief mineraal voor de laaggradige metamorfe facies prehniet-pumpellyiet. De typelocatie is Haslach, Harzburg en Oberstein, Duitsland.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van calcium | Verbinding van aluminium

Source: Wikipedia