Dolomiet

Dolomiet of bitterspaat is een mineraal en een gesteente; calcium-magnesium-carbonaat met de chemische formule CaMg(CO3)2. Het gesteente met dezelfde naam bestaat voor het grootste gedeelte uit het mineraal, het wordt ter onderscheiding ook wel dolosteen genoemd.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Dolomiet':

More information on 'Dolomiet':

Dolomiet of bitterspaat is een mineraal en een gesteente; calcium-magnesium-carbonaat met de chemische formule CaMg(CO3)2. Het gesteente met dezelfde naam bestaat voor het grootste gedeelte uit het mineraal, het wordt ter onderscheiding ook wel dolosteen genoemd.

In zijn voorkomen lijkt dolomiet op calciet, maar het lost slecht tot niet op in zoutzuur. Het is niet precies bekend hoe het mineraal wordt gevormd, een mogelijkheid is dat het gebeurt in ondiep zeewater in (sub-)tropische gebieden, maar ook andere mechanismen zijn mogelijk. Hoewel het gesteente meestal niet door sedimentatie ontstaat, wordt het toch tot de sedimentaire gesteenten gerekend.

De naam dankt het mineraal aan de 18de eeuwse Franse geoloog Déodat de Dolomieu, die dit mineraal ontdekte in de bergketen die sindsdien naar hem de Dolomieten wordt genoemd.

Het mineraal ontstaat meestal secundair in kalksteen, waar door omzetting van puur calciumcarbonaat dolomiet ontstaat. Doordat Mg ionen plaatsen van Ca ionen in het kristalrooster innemen, ontstaan zowel op atomaire als op macroschaal gaten in het gesteente. Dit is typisch voor secundaire dolomiet.

Dolomiet wordt gebruikt als natuursteen, maar ook als grondstof voor cement, als bron voor magnesiumoxide en voor het vervaardigen van vuurvaste stenen.

Habitus

Habitus betekent verschijningsvorm. Het wordt als technische term in verschillende vakgebieden gebruikt.

Afhankelijk van welke richtingen van een kristal het snelste groeien wordt de uiterlijke vorm van het macroscopische kristal uiteindelijk bepaald. Deze vorm heet de habitus van het kristal. Het zijn de kristalvlakken die het langzaamste groeien, die aan het oppervlak overblijven; de andere vlakken "groeien eruit".

De kinetiek van de kristalgroei hangt sterk van uitwendige factoren af, bijvoorbeeld de aan- of afwezigheid van verontreinigingen in de oplossing of de smelt waaruit het kristal groeit, de temperatuur en de druk. Een mineraal kan dus best op de ene vindplaats met de ene habitus (bijvoorbeeld een kubus) en op de andere met een andere (bijvoorbeeld een octaëder) gevonden worden. De inwendige structuur is dan echter nog steeds hetzelfde.

De hoeken die de kristalvlakken met elkaar maken liggen vast door de kristalstructuur, dat wil zeggen de inwendige symmetrie. Een bepaald mineraal kan dus maar één bepaald stel hoeken vertonen.

Categorie: Materiaalkunde

HCl

R-zinnen:S-zinnen:

Waar mogelijk zijn SI-eenheden gebruikt. Tenzij anders vermeld zijn standaard omstandigheden gebruikt (298,15K of 25°C, 1 bar)

Zoutzuur is een oplossing van waterstofchloride in water. Buiten de chemie worden zowel het gas waterstofchloride als zijn oplossing in water met de naam "zoutzuur" aangeduid. Het betreft dan de chemische verbinding met de molecuulformule: HCl. HCl werd in de tijd van de alchemie ook wel geest van zout genoemd, omdat het in zuivere vorm een gas is dat ontwijkt als keukenzout bewerkt wordt met een geconcentreerd zuur als zwavelzuur. Gassen werden in de alchemie vaker als geest beschreven, zie bijvoorbeeld spiritus.

HCl is bij kamertemperatuur een gas, maar het is beter bekend als de geconcentreerde waterige oplossing, zoutzuur. De oplosbaarheid van HCl in water is bijzonder groot en neemt bij verhoging van de temperatuur verder toe. Geconcentreerd zoutzuur is een sterk zuur dat echter in tegenstelling tot salpeterzuur of zwavelzuur geen sterke oxidator is. In combinatie met salpeterzuur ontstaat echter wel een bijzonder sterke oxidator (koningswater).

Zoutzuuroplossingen worden zelfs in de huishouding wel als schoonmaakmiddel toegepast.

Gesteente

Een gesteente is een geconsolideerd (vast) materiaal dat bestaat uit een mineraal of een verbinding van verschillende mineralen. Materialen als zand, modder en grind worden soms als gesteente geclassificeerd, maar vallen eigenlijk onder de term grondsoort. De aardkorst is opgebouwd uit talloze gesteenten. Ze bepalen in belangrijke mate de eigenschappen van het aardoppervlak; reliëf, draagkracht van de ondergrond, het bodemtype dat erop ontstaat en de waterhuishouding.

Veel gesteenten zijn van groot economisch belang. Voorbeelden zijn goud, graniet en marmer. Deze materialen noemt men delfstoffen.

Gesteenten worden ingedeeld op de manier waarop ze zijn ontstaan. Er zijn drie typen te onderscheiden, die hieronder worden toegelicht.

Stollingsgesteenten zijn gevormd uit magma. Het dieptegesteente graniet en het uitvloeiingsgesteente basalt zijn veel voorkomende stollingsgesteenten, ze vormen een belangrijk bestanddeel van respectievelijk de continentale en oceanische korst.

Deze groep wordt ook wel als sedimentgesteenten aangeduid. Het wordt gevormd door de verwering en erosie van andere gesteenten. Het verweringsmateriaal kan op verschillende manieren worden vervoerd. De naam van het sediment is afhankelijk van het soort transport:

Calciet

Het mineraal calciet (ook wel kalkspaat) is een calcium-carbonaat met de samenstelling CaCO3. Het behoort tot de ruimtegroep R-3c en is één van de meest voorkomende mineralen.

Het heeft een rhomboëdrische structuur en wordt soms als rhomboëdrische prisma's gevonden, maar het komt ook vaak in andere vormen voor zoals scalenoëdra of in vezel-, korrel- of kompakte vorm. De kristalstructuur is in hoofdzaak functie van de temperatuur, graad van oververzadiging in de nabije omgeving van het kristal en de CO2-druk. De calciet structuur is de stabiele modificatie van CaCO3 bij kamertemperatuur. Er is een andere vorm aragoniet die bij 743K in calciet overgaat.

In zuiver kristallijne vorm is calciet helder, kleurloos doorschijnend, maar door onzuiverheden kan het allerlei kleuren aannemen, zoals grijs, blauw, violet en zelfs zwart. Vaak is het ook ondoorzichtig wit. Het mineraal kan zowel fosforescentie als fluorescentie vertonen. De hardheid is per definitie 3.

Calciet is sterk dubbelbrekend. Deze optische eigenschap werd het eerst beschreven door Rasmus Bartholin toen de prachtige IJslandse vorm van het mineraal, die uit grote glasheldere rhomboëders bestaat, beschikbaar werd.

Calciet is een algemeen bestanddeel van sedimentaire gesteenten, van aders en in afzettingen in hete bronnen en spelonken in karstgebieden (als druipsteen). Het is het mineraal dat kalksteen vormt en daarmee het meest voorkomende mineraal van biologische oorsprong. Calciet is het hoofdbestanddeel van kalksteen, krijtgesteente en marmer en is het een belangrijk bestanddeel van mergel, kalkhoudende zandsteen en kalkschalies.

Zoutzuur

R-zinnen:S-zinnen:

Waar mogelijk zijn SI-eenheden gebruikt. Tenzij anders vermeld zijn standaard omstandigheden gebruikt (298,15K of 25°C, 1 bar)

Zoutzuur is een oplossing van waterstofchloride in water. Buiten de chemie worden zowel het gas waterstofchloride als zijn oplossing in water met de naam "zoutzuur" aangeduid. Het betreft dan de chemische verbinding met de molecuulformule: HCl. HCl werd in de tijd van de alchemie ook wel geest van zout genoemd, omdat het in zuivere vorm een gas is dat ontwijkt als keukenzout bewerkt wordt met een geconcentreerd zuur als zwavelzuur. Gassen werden in de alchemie vaker als geest beschreven, zie bijvoorbeeld spiritus.

HCl is bij kamertemperatuur een gas, maar het is beter bekend als de geconcentreerde waterige oplossing, zoutzuur. De oplosbaarheid van HCl in water is bijzonder groot en neemt bij verhoging van de temperatuur verder toe. Geconcentreerd zoutzuur is een sterk zuur dat echter in tegenstelling tot salpeterzuur of zwavelzuur geen sterke oxidator is. In combinatie met salpeterzuur ontstaat echter wel een bijzonder sterke oxidator (koningswater).

Zoutzuuroplossingen worden zelfs in de huishouding wel als schoonmaakmiddel toegepast.

Sedimentatie

Sediment is de benaming voor door wind, water en/of ijs verplaatste en vervolgens afgezette korrels of deeltjes. Voorbeelden van sedimenten zijn grind, zand en klei. Aangroei van land door sedimentatie wordt wel aanwassen genoemd.

Sediment verplaatst zich op verschillende manieren, zoals glijdend of rollend (over ander sediment of gesteente), zwevend door het water, of springend en stuiterend. Als de stroming in water of lucht een gelijkmatige beweging is zal de sedimentverplaatsing constant zijn. Als de stroming draait en kolkt ontstaan er ophopingen van sediment en sedimentloze plekken. Ribbels op het strand zijn hier een voorbeeld van.

Sedimentverplaatsing zie je overal, in buitendijks gebied onder invloed van het getij, in binnedijks gebied door (over)stromingen van rivieren. Momenteel wordt van Oost-Terschelling zand meegenomen door de stroming en dit komt er aan de westkant van Ameland weer aan. Na ongeveer tien jaar draait dit weer om en komt het sediment weer terug bij Terschelling. In de Waddenzee is door de sterke stroming ook goed te zien wat er gebeurt met het sediment: hele stukken vaarroutes verplaatsen zich door dit proces.

De bodem in Nederland en het grootste deel van België is opgebouwd uit sediment of sedimentair gesteente. Het verschil tussen sediment en sedimentair gesteente is dat de laatste door chemische processen aan elkaar gekit en hard geworden is. Het verloop is gradueel.

Sediment kan worden afgezet door rivieren (fluviaal sediment) 18,3 (109 ton per jaar), door de wind (eolisch sediment) 0,6, door de zee (marien sediment), door landijs of gletsjers (glaciaal sediment) 2,0, door smeltwater (fluvioglaciaal sediment), door vulkanische uitbarstingen (volcanic ejecta) 0,15, door grondwater 0,48 en in meren (lacustrien sediment).

Source: Wikipedia