Petaliet

Het mineraal petaliet is een lithium-aluminium-tectosilicaat met de chemische formule LiAlSi4O10. Het behoort tot de groep van de veldspaten.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Petaliet':

More information on 'Petaliet':

Het mineraal petaliet is een lithium-aluminium-tectosilicaat met de chemische formule LiAlSi4O10. Het behoort tot de groep van de veldspaten.

Het kleurloze, grijze of witgele mineraal heeft een monoklien kristalstelsel en een perfecte splijting. De gemiddelde dichtheid is 2,42 en de hardheid is 6 tot 6,5. Petaliet is noch radioactief, noch magnetisch.

De naam van het mineraal petaliet is afgeleid van het Griekse woord petalon, dat "blad" betekent. Het werd zo genoemd vanwege de splijting die op bladeren leek.

Petaliet kan, zoals veel lithiumhoudende mineralen veelal in granitische pegmatieten gevonden worden. De typelocatie is de Mijnacademie in Freiberg, Duitsland.

Categorieën: Mineraal | Tectosilicaat | Verbinding van lithium | Verbinding van aluminium

Fluorescent

Fluorescentie is een optisch verschijnsel waarbij een molecuul een hoog-energetisch foton absorbeert, in een aangeslagen toestand belandt en vervolgens terugvalt naar de grondtoestand onder uitzending van een foton van lagere energie (langere golflengte).

Het woord fluorescentie is afkomstig van fluoriet: CaF2 , een mineraal en fluorzout dat over deze eigenschap beschikt. De spelling fluoriseren ziet men wel eens, maar de juiste spelling is fluoresceren.

Er zijn zowel vrij in de natuur voorkomende als gesynthetiseerde materialen met fluorescerende eigenschappen. Het bekendste voorbeeld is de TL-buis. Hierbij wordt ultraviolette straling, opgewekt door een elektrische ontlading in een verdund gas in de buis, door een poeder, dat is aangebracht op de binnenkant van de buis, omgezet in zichtbaar licht. Dergelijke poeders worden vaak 'fosfors' genoemd hoewel ze geen fosfor bevatten. Om het namaken van bankbiljetten te bemoeilijken worden deze vaak voorzien van fluorescerende stoffen zodat b.v. een winkelier onder een UV-lamp kan zien of deze oplichten.

Verder worden fluorescerende kleuren gebruikt in kleding die in het verkeer moet opvallen (de oranje vesten van wegwerkers), en in gele, groene en oranje stiften om tekst te markeren. Omdat dergelijke kleuren blauw licht omzetten in gekleurd licht lijken ze onder sommige belichtingsomstandigheden (disco, uv-licht) inderdaad zelf licht te geven. Ook optische witmakers in wasmiddelen zetten uv-licht in blauw zichtbaar licht om door fluorescentie.

Bij fluorescentiemicroscopie worden Fluorescente Proteïnen (o.a. Green Fluorescent Protein (GFP)) gebruikt bij onder andere DNA onderzoek. Fluorescerende eiwitten komen van nature voor in sommige soorten kwallen (Aequorea victoria) en koraal (Discosoma). Dankzij genetische manipulatie is het mogelijk om ook andere dieren fluorescerende eigenschappen te geven. Het bekendste voorbeeld hiervan is de "Nachtparel" (fluorescerende aquariumvis) die sinds 2003 in Taiwan verkocht wordt.

Lithium

Lithium is een scheikundig element met symbool Li en atoomnummer 3. Het is een zilverwit alkalimetaal.

Lithium werd in 1817 ontdekt door Johan Arfwedson. De naam is afgeleid van het Griekse λιθος (lithos) dat steen betekent. Arfwedson ontdekte het element tijdens het onderzoeken van mineralen die afkomstig waren van het Zweedse eiland Utö. Christian Gmelin observeerde in 1818 dat lithiumzouten in een vlam een heldere rode kleur gaven. Geen van beide heren was echter in staat lithium te isoleren. De eerste isolatie van lithium gebeurde tijdens de elektrolyse van lithiumoxide door Humphry Davy. In 1923 werd lithium voor het eerst op grote schaal geproduceerd door het Duitse bedrijf Metallgesellschaft AG, waar men lithium verkreeg door middel van elektrolyse van een mengsel van lithiumchloride en kaliumchloride.

Lithium wordt toegepast in legeringen voor warmteuitwisseling. Het heeft een grote specifieke warmte. Het Li+ ion is bijzonder klein en mobiel. Er zijn een aantal vaste stoffen met een gelaagde structuur waar het tussen de lagen kan indringen. Deze interkalaten zijn interessante materialen voor vaste stof batterijen. Bovendien heeft lithium een hoog elektrochemisch potentiaal. Het metaal wordt gebruikt in de organische synthese. De halogeniden zoals lithiumchloride en lithiumbromide zijn hygroscopisch en worden als droogmiddelen gebruikt. Het stearaat is een veelgebruikt smeermiddel bij hoge temperaturen. Lithium wordt ook toegevoegd aan speciale glassoorten, bijvoorbeeld om telescoopspiegels van te maken. Lithiumcarbonaat en lithiumcitraat worden als medicijn gebruikt bij de onderdrukking van manie en depressie, het kan ook als drug dienen. In de volksmond worden deze medicijnen slechts aangeduid met de naam van de werkzame component (het Li+ ion) "Lithium".

Lithium is het lichtste metaal. In pure vorm is het een zacht zilverachtig materiaal dat aan de lucht snel oxideert. Ook met water reageert het snel onder vrijkomen van waterstof, hoewel het het minst reactieve element van de alkalimetalen is. In de vlam geeft het een rode kleur.

Het metaal kan uit zijn zouten vrijgemaakt worden langs elektrochemische weg, via elektrolyse van bijvoorbeeld het chloride:

Tectosilicaat

Een tectosilicaat is een silicaat met de silicium-zuurstof tetraeders gerangschikt in een driedimensionaal patroon. Voorbeelden van tectosilicaten zijn de veldspaten, veldspaatvervangers en de zeolieten.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Tectosilicaat

Graniet

Graniet is een zuur (of felsisch) stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit drie mineralen; kwarts, veldspaten (kaliveldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet en/of biotiet). Ook amfibool komt in graniet voor.

De onderlinge verhouding van de mineralen verschilt, maar doorgaans is kwarts de dominante component (ongeveer 50%). Het kwarts is meestal (melk-)wit, het veldspaat kan gekleurd zijn (crème, roze) en de glimmers zijn meestal bruin of lichtgrijs van kleur.

Graniet is een stollingsgesteente en dat wil zeggen dat het is gevormd bij het ondergronds stollen van magma. (Dit in tegenstelling tot een uitvloeiïngsgesteente zoals basalt dat dichtbij of aan het aardoppervlak gestold is.) Doordat graniet op diepte gestold is, hebben de mineralen bij langzame afkoeling de tijd gehad om kristallen te vormen. Een gesteente dat nog langzamer stolt, meestal in de "armen" van een magmakamer, wordt pegmatiet genoemd. Als graniet wordt blootgesteld aan zeer hoge drukken en temperaturen, verandert het in gneis, een metamorf gesteente.

Het woord komt van het Latijnse woord granus, dat korrel betekent. Het verklaart het vaak korrelige uiterlijk van graniet. Strikt genomen klopt dit niet, omdat een stollingsgesteente niet bestaat uit korrels (wat typisch is voor een sedimentair gesteente). Grofkristallijn zou een betere benaming zijn.

Graniet komt voor in sommige delen van België, al is daar het meeste graniet commercieel al gewonnen. Sommige zwerfstenen in Noord-Nederland bestaan uit graniet, meestal uit Noorwegen of Zweden. (De meeste zwerfstenen zijn in ieder geval granietachtige stollingsgesteenten).

Source: Wikipedia