Hedenbergiet

Het mineraal hedenbergiet is een calcium-ijzer-inosilicaat met de chemische formule CaFe2+Si2O6. Het behoort tot de pyroxenen.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Hedenbergiet':

More information on 'Hedenbergiet':

Het mineraal hedenbergiet is een calcium-ijzer-inosilicaat met de chemische formule CaFe2+Si2O6. Het behoort tot de pyroxenen.

Het grijs- tot bruingroene of zwarte hedenbergiet heeft een groenwitte streepkleur, een glas- tot parelglans, een perfecte en een onduidelijke splijting volgens onbekende kristalvlakken. De gemiddelde dichtheid is 3,55 en de hardheid is 5 tot 6. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal hedenbergiet is genoemd naar de Zweedse mineraloog M. A. L. Hedenberg.

Hedenbergiet is een van de meest voorkomende pyroxenen in mafische en metasomatische gesteenten. De typelocatie is Nordmark in Zweden. Het wordt ook gevonden in Dalnjegorsk, Rusland.

Categorieën: Mineraal | Inosilicaat | Verbinding van calcium | Verbinding van ijzer

Inosilicaat

Een inosilicaat is een silicaat waarbij de silica-tetraeders enkele of dubbele ketens vormen. De enkele ketens hebben de algemene formule Si2O7 en de dubbele ketens de algemene formule Si8O22.

Voorbeelden van inosilicaten met enkele ketens zijn de pyroxenen en met dubbele ketens de amfibolen.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Inosilicaat

Pyroxeen

De groep mineralen die pyroxenen genoemd worden, is een groep belangrijke silicaten in magmatische en metamorfe gesteenten . Karakteristiek is een structuur van enkele silica ketens in tetraëders; inosilicaat. Twee kristalvormen zijn mogelijk:

De algemene formule voor pyroxeen luidt XY(Si,Al)2O6 (met voor X calcium, natrium, ijzer2+ en magnesium en (zeldzaam) zink, mangaan en lithium. Y bevat kleinere ionen, zoals chroom, aluminium, ijzer3+, magnesium, mangaan, scandium, titanium, vanadium en zelfs ijzer2+). Hoewel aluminium vaak voorkomt als vervanging van silicium in silicaten, is dat niet het geval in pyroxeen.

De naam pyroxeen is afgeleid van het Griekse pyros en xenos ("vuur" en "vreemd"). Deze naam werd gegeven naar aanleiding van het voorkomen in vulkanische lava's waar pyroxenen soms als kristallen ingebed liggen in het omringende vulkanische glas; verondersteld werd dat het onvolkomenheden in het glas waren, daarom de naam "vuur vreemdelingen". Het zijn echter vroeg vormende mineralen die al uitgekristalliseerd zijn voordat het magma aan het aardoppervlak komt (lava). Zodoende "drijven" de pyroxeenkristallen in de smelt die door snelle afkoeling het vulkanisch glas, of obsidiaan vormt.

De mantel bestaat voornamelijk uit olivijn en pyroxeen. Pyroxenen komen in alle mafische stollingsgesteenten voor, en ook in mantelgesteentes als peridotiet en serpentiniet.

felsisch--------------------------------------------------mafischkwarts - veldspaat - mica - amfibool - pyroxeen - olivijn

Radioactiviteit

Radioactiviteit, ook wel activiteit genoemd, is een natuurkundig fenomeen: bepaalde isotopen zijn instabiel en veranderen (desintegreren) spontaan in een andere atoomsoort. Dit noemt men radioactief verval.

Bij dit proces zenden ze straling uit. Na de desintegratie is de atoomkern veranderd van samenstelling, met name in de aantallen protonen en neutronen. Zo ontstaat een atoom van een andere atoomsoort, hetzij een andere isotoop van hetzelfde element, hetzij een ander element.

In sommige situaties is het desintegratieproduct, ook wel het dochternuclide genoemd, zelf ook weer instabiel. Het proces gaat door totdat de ontstane atoomkern in een stabiele vorm is geraakt. Men spreekt dan van een vervalketen.

Aan de ontdekking van en het onderzoek van radioactiviteit hebben veel mensen hun naam verbonden. Enkele van de voornaamste zijn:

Radioactiviteit wordt uitgedrukt in becquerel (Bq). Als er van een stof 1 atoom per seconde vervalt (desintegreert) is die stof een radioactieve bron (stralingsbron) met een sterkte van 1 becquerel.

Mineralogie

De mineralogie of delfstofkunde is de tak binnen de aardwetenschappen die zich richt op de systematische studie van mineralen, hun voorkomen, ontstaan, metamorfose en rol in de geologie.

De International Mineralogical Association (IMA) is een organisatie waarvan de leden de mineralogen uit de verschillende landen vertegenwoordigen. Haar activiteiten omvatten het beheer van de namen van mineralen (via de Commissie van nieuwe mineralen en mineraalnamen) en het bijhouden van een database van mineralen.

In 2004 zijn er ongeveer 4000 soorten mineraal erkend door de IMA. Hiervan kunnen er ongeveer 150 als "overvloedig", nog eens 50 als "incidenteel", en de rest als "zeldzaam" tot "zeer zeldzaam" worden beschouwd.

Zie de lijst van mineralen voor meer informatie.

Categorie: Mineralogie

Gesteente

Een gesteente is een geconsolideerd (vast) materiaal dat bestaat uit een mineraal of een verbinding van verschillende mineralen. Materialen als zand, modder en grind worden soms als gesteente geclassificeerd, maar vallen eigenlijk onder de term grondsoort. De aardkorst is opgebouwd uit talloze gesteenten. Ze bepalen in belangrijke mate de eigenschappen van het aardoppervlak; reliëf, draagkracht van de ondergrond, het bodemtype dat erop ontstaat en de waterhuishouding.

Veel gesteenten zijn van groot economisch belang. Voorbeelden zijn goud, graniet en marmer. Deze materialen noemt men delfstoffen.

Gesteenten worden ingedeeld op de manier waarop ze zijn ontstaan. Er zijn drie typen te onderscheiden, die hieronder worden toegelicht.

Stollingsgesteenten zijn gevormd uit magma. Het dieptegesteente graniet en het uitvloeiingsgesteente basalt zijn veel voorkomende stollingsgesteenten, ze vormen een belangrijk bestanddeel van respectievelijk de continentale en oceanische korst.

Deze groep wordt ook wel als sedimentgesteenten aangeduid. Het wordt gevormd door de verwering en erosie van andere gesteenten. Het verweringsmateriaal kan op verschillende manieren worden vervoerd. De naam van het sediment is afhankelijk van het soort transport:

Nordmark

De Altmark is een regio in het noorden van de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt. Deze historische regio wordt in het Oosten begrensd door de Elbe. De regio heeft qua bestuurlijke structuur en qua grenzen lange tijd ongewijzigd gefunctioneerd. Na de herindeling van Saksen-Anhalt in 1994 is de Altmark echter verdeeld in de Altmarkkreis Salzwedel en het district Stendal. De oostelijke delen van Stendal worden bij de Altmark gerekend. Aangrenzende regio's zijn Wendland in het noorden, Prignitz in het noordoosten, Havelland in het oosten, Magdeburger Börde in het zuiden en de Lüneburger Heide in het westen.

In de dorpen in deze regio spreekt men Nedersaksisch (Platduits).

De Altmark is het stamland van Mark Brandenburg en komt als zodanig voor het eerst in de bronnen voor in 1304. Het werd toen Antiqua Marchia (oude markt) genoemd. Voor de Volksverhuizing werd dit gebied door de Langobarden bewoont. Later volgden de Saksen in het Noord-westen en de Slaven in het oosten. Na de oorlogen van Karel de Grote tegen de Franken en de Saksen werd dit gebied in het Karolingische rijk opgenomen en kreeg de naam Nordmark. Het was het Hertogdom Saksen, het grensgebied dat het rijk moest beschermen tegen de Slaven. Na de splitsing van het Frankische rijk viel de Nordmark in de negende eeuw onder het Saksische bisdom Verden en het Halberstadt in het Oost-Frankische rijk.

Na de dood van de markgraaf Gero kreeg de Nordmark de naam Markgraafschap en werd van de rest van Saksen gescheiden. In 1134 kreeg keizer Lotharius III de Ascaniër Albrecht I het gezag over dit gebied. Voor hem vormde dit de uitvalsbasis voor de verovering van het Oosten. Na de uiteindelijke verovering van Brandenburg in 1157 werd de Nordmark een onderdeel van Brandenburg met Albrecht I als de markgraaf.

Na het uitsterven van de Brandenburger dynastie van de Ascaniërs verviel Brandenburg en daarmee ook de Altmark vanaf 1324 onder de heren van Wittelsbach en Luxemburg, die zich vanaf 1356 keurvorst noemden. Met keizer Karel IV werd Tangermünde als buitenplaats/zomerplaleis (Nebenresidenz) van Praag uitgebouwd. Na bijna 100 jaar van onrust in de regio regeerden de heren van Hohenzollern over het keurvorstendom Brandenburg en Altmark.

Source: Wikipedia