Serpentijn

Het mineraal serpentijn of clinochrysotiel is een magnesium-ijzer-silicaat met de chemische formule (Mg, Fe)3Si2O5(OH)4. Het behoort tot de fylosilicaten.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Serpentijn':

More information on 'Serpentijn':

Het mineraal serpentijn of clinochrysotiel is een magnesium-ijzer-silicaat met de chemische formule (Mg, Fe)3Si2O5(OH)4. Het behoort tot de fylosilicaten.

Het amorfe mineraal kan rood, geel, wit en groen zijn. De groene kleur is typisch voor het mineraal in het mantelgesteente serpentiniet. De hardheid is 2,5 tot 4, afhankelijk van de samenstelling en serpentijn heeft een gemiddelde dichtheid van 2,59.

Het mineraal serpentijn is, net als het gesteente serpentiniet, genoemd naar het Latijnse woord serpens, dat "slang" betekent. De vorm waarin de mineralen gegroeid zijn in het gesteente doet denken aan de vorm van een slang. Ook werd het vroeger wel gebruikt als geneesmiddel tegen slangebeten. De andere naam voor serpentiniet, clinochrysotiel, is afgeleid van de Griekse woorden clinos, chrysos en tilos (respectievelijk "krom, scheef", "goud" en "vezel"). Het wordt zo genoemd door de goudkleurige vezelige structuur dat het mineraal kan aannemen.

Serpentijn is een indicatief mineraal voor serpentiniet, een veelal door hydrothermale activiteit omgezette peridotiet. Onder invloed van druk en temperatuur zijn de olivijn en pyroxeen uit het mantelgesteente omgezet in serpentijn. Dit noemt men wel serpentinitisatie. De chemische reactievergelijking is:

4Mg2SiO4 (olivijn) + 4H2O (l) + 2CO2 (aq) --> Mg6Si4O10(OH)8 (serpentijn) + 2MgCO3 (magnesiet)

Silicaat

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Silicaat

Fylosilicaat

Een fylosilicaat is een silicaat waarbij de silica tetraeders volgens een platige structuur gerangschikt zijn. Tussen twee vlakken met silica tetraeders heerst een zwakke binding tussen vrije zuurstofatomen. Door deze structuur splijten fylosilicaten heel makkelijk.

Voorbeelden van fylosilicaten zijn mica's als muscoviet en biotiet en kleimineralen.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Fylosilicaat

Mantelgesteente

Met mantelgesteente wordt in de geologie gesteente bedoeld dat afkomstig is uit de Aardmantel. De mantel is waarschijnlijk ultramafisch van chemische samenstelling en heeft daardoor een hoge dichtheid. Mantelgesteente zal niet makkelijk naar het oppervlak komen en daarom komt het relatief weinig voor. Als het voorkomt is dat meestal in tektonische lenzen van niet meer dan enkele tientallen meters groot, of als xenolieten in stollingsgesteenten.

Het meest voorkomende mantelgesteente is peridotiet. Voorbeelden hiervan zijn lherzoliet, harzburgiet, websteriet en duniet. De meest voorkomende mineralen in deze gesteenten zijn olivijn en meestal pyroxeen en amfibool.

Zeer ondiep mantelgesteente (minder dan 20 km diep) kan plagioklaas bevatten. Van 20 tot 80 km komt spinel voor, dieper gaat dit over naar het meer stabiele granaat.

Categorieën: Gesteente | Mantelgesteente | Structurele geologie

Serpentiniet

Het metamorfe gesteente Serpentiniet is een vooral door hydrothermale activiteit omgezette peridotiet.

Het gesteente bestaat naast amfibool vooral uit het mineraal serpentijn, een magnesiumsilicaat met chemische formule (Mg, Fe)3Si2O5(OH)4. Dit olijf-groene tot grijs-groene mineraal, met een hardheid van 3 tot 5 is ontstaan uit omzetting van de mineralen olivijn en pyroxeen.

Net als het mineraal serpentijn, is ook de naam van het gesteente serpentiniet afgeleid van het Latijnse woord serpens, dat "slang" betekent.

Serpentiniet kan gevonden worden in gebieden waarin ultramafische gesteenten als peridotiet of mafische gesteenten als gabbro of basalt omhoog zijn gekomen en door verhoging van temperatuur gemetamorfoseerd zijn tot serpentiniet. Voorbeelden zijn orogenen als Griekenland, de Alpen en de Rocky Mountains.

Categorieën: Metamorf gesteente | Mantelgesteente

Antigoriet

Het mineraal antigoriet is een magnesium-ijzer-silicaat met de chemische formule (Mg,Fe2+)3Si2O5(OH)4. Het fylosilicaat behoort tot de serpentijn-groep.

Het grijze, (geel)groene, bruine of zwarte antigoriet heeft een glas- tot vetglans, een groenwitte streepkleur en de splijting is goed volgens het kristalvlak [001]. Het kristalstelsel is monoklien, de gemiddelde dichtheid is 2,54 en de hardheid is 3,5 tot 4. Antigoriet is niet radioactief. Antigoriet is polymorf met clinochrysotiel, lizardiet, orthochrysotiel en parachrysotiel.

De naam van het mineraal verwijst naar de vallei van de Antigorio in de provincie Novara in Italië, waar het voor het eerst beschreven werd.

Zoals andere serpentijn-mineralen komt antigoriet vooral voor in serpentinieten, met name die contactmetamorfose hebben ondergaan. De typelocatie is het Italiaanse Antigotio.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van magnesium | Verbinding van ijzer

Chrysotiel

Het mineraal chrysotiel is verreweg de meest toegepaste vorm van asbest, waarvan zes soorten bestaan. In de tijd dat asbest nog een veelgebruikte grondstof was, was dit mineraal verantwoordelijk voor zo'n 98% van de wereldproductie. Het is de enige soort asbest met een vezelvorm van serpentijn, met de samenstelling Mg3(Si2O5)(OH)4. Het wordt wel witte asbest genoemd en in tegenstelling tot de blauwe vorm (crocidoliet) en de bruine (amosiet), die beide amfibolen zijn. Het mineraal komt vooral voor in metamorfe gesteenten.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van magnesium

Cronstedtiet

Het mineraal cronstedtiet is een ijzer-fylosilicaat met de chemische formule Fe2+2Fe3+2SiO5(OH)4. Het behoort tot de serpentijn-groep.

Het donkergroene of bruinzwarte tot zwarte mineraal heeft een donkerolijfgroene streepkleur en een glasglans. Het kristalstelsel is trigonaal en de splijting is perfect volgens kristalvlak [001]. De gemiddelde dichtheid is 3,34 en de hardheid is 3,5. Cronstedtiet is niet radioactief.

Het mineraal cronstedtiet is in 1821 gevonden en genoemd naar de Zweede mineraloog Axel Fredrik Cronstedt (1722-1765).

Cronstedtiet wordt gevonden in onder andere Duitsland, Frankrijk, Bolivia en Arizona. De typelocatie van het mineraal is bij de plaatsen Přibram en Kuttenberg in Tsjechië.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van ijzer

Dozyiet

Het mineraal dozyiet is een magnesium-aluminium-silicaat met de chemische formule Mg7Al4Si4O15(OH)12. Het fylosilicaat behoort tot de serpentijn-groep.

Het doorschijnend kleurloze, lichtpaarse of lichtgroene dozyiet heeft een parelglans, een witte streepkleur en de splijting is perfect volgens het kristalvlak [001]. De gemiddelde dichtheid is 2,66 en de hardheid is 2,5. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal dozyiet is genoemd naar de Nederlandse geoloog Jean Jacques Dozy (1909 - 2004), vanwege het vele werk dat hij heeft verzet op de Ertsberg waar het mineraal voor het eerst gevonden werd.

Dozyiet werd gevonden in een verweerde skarn in de buurt van goud-koper-zilver erts-afzettingen. De typelocatie is de Ertsberg in het Carstensz-gebergte, Irian Jaya, toenmalig Nederlands-Indië.

Categorieën: Mineraal | Fylosilicaat | Verbinding van magnesium | Verbinding van aluminium

Peridotiet

Peridotiet is een grof kristallijn ultramafisch gesteente met hoge dichtheid dat hoofdzakelijk bestaat uit de mineralen olivijn en pyroxeen. Het is een mantelgesteente en bevat minder dan 45% silica en is rijk aan ijzer en magnesium.

De peridotiet groep bestaat uit:

Een vergelijkbaar gesteentetype, eclogiet, kan een metamorfe peridotiet uit een diepe subductiezone zijn.

Peridotieten zijn zelden ontsloten aan het oppervlak en erg instabiel. De meeste ontsluitingen zijn beïnvloed door retrograde metamorfe processen en omgezet in serpentiniet waar de pyroxenen en olivijnen zijn omgezet in een groen mineraal, serpentijn met amfibolen. Deze hydratatie-reactie veroorzaakt een volumetoename waarbij deformatie van de originele textuur plaatsvindt.

Categorieën: Stollingsgesteente | Metamorf gesteente | Mantelgesteente

Olivijn

Het mineraal olivijn is een nesosilicaat met als chemische formule (Mg,Fe)2SiO4, waarbij de eindleden tussen magnesium en ijzer worden gevormd door de mineralenreeks forsteriet (rijk aan Mg) en fayaliet (rijk aan Fe).

Olivijn heeft een orthorhombisch kristalstelsel en het kristalliseert in een enigszins afgeplatte vorm maar kan ook massief of in korrelvorm voorkomen. Het breekt op conchoïdale wijze en is ietwat breekbaar.

De hardheid van olivijn ligt tussen 6,5 en 7. De gemiddelde dichtheid is 3,32 en het mineraal heeft een glasglans. Meestal heeft het een olijfgroene kleur (vandaar de naam) maar het kan ook roodachtig zijn door de oxidatie van driewaardig ijzer. Het is transparant tot doorschijnend.

Olivijn komt voor als gesteentevormend mineraal in mafische stollingsgesteenten en in bepaalde metamorfe gesteenten. Het is ook ontdekt in meteorieten en is op Mars door de Amerikaanse ruimtesonde Mars Odyssey getraceerd. De Mars Exploration Rovers hebben de aanwezigheid verder bevestigd.

Olivijn wordt gevormd in magma dat rijk aan magnesium en arm aan silicaten (siliciumdioxide) is. Het is een belangrijk mineraal in gesteenten als gabbro, noriet, het mantelgesteente peridotiet en als kleine kristallen in basalt. De metamorfose van onzuiver dolomiet of andere afzettingsgesteenten met veel magnesium en weinig silicaten blijkt eveneens olivijn te vormen.

Source: Wikipedia