Rhodochrosiet

Het mineraal rhodochrosiet of mangaanspaat is een mangaan-carbonaat met de chemische formule Mn2+CO3.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Rhodochrosiet':

More information on 'Rhodochrosiet':

Het mineraal rhodochrosiet of mangaanspaat is een mangaan-carbonaat met de chemische formule Mn2+CO3.

Het geelgrijze, bruine, maar meestal rozerode rhodochrosiet heeft een glasglans en een witte streepkleur. Het kristalstelsel is trigonaal en de splijting is perfect volgens het kristalvlak [1011]. De gemiddelde dichtheid is 3,69 en de hardheid is 3. Rhodochrosiet is niet radioactief. Het komt meestal voor als kristallen of in granulaire of massieve vorm en soms als bolvormige klompjes die vanbinnen concentrische, gekleurde banden vertonen. Het mineraal is een bron van mangaan, en wordt als zodanig gebruikt wordt voor het harden van staal.

De naam van het mineraal rhodochrosiet is afgeleid van het Griekse rhodon ("roze- of roodkleurig") en chroma ("kleur").

Rhodochrosiet komt voor in mangaan-houdende carbonaatrijke gesteentes die geoxideerd raken. Het mineraal wordt ook gevonden in hydrothermale aders, tezamen met ertsen van koper, zilver en lood, en in sommige metamorfe gesteenten van sedimentaire oorsprong. De typelocatie is Cavnic (Kapnik), Maramures, Roemenië. Het wordt ook gevonden in Alma, Colorado, Verenigde Staten.

Categorieën: Mineraal | Carbonaat | Verbinding van mangaan

Mangaan

Mangaan is een scheikundig element met symbool Mn en atoomnummer 25. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal.

Al sinds de prehistorie wordt mangaan gebruikt. 15.000 jaar voor het begin van onze jaartelling werd bruinsteen (mangaandioxide) al gebruikt als pigment in verf. De Egyptenaren en Romeinen pasten mangaan toe tijdens de productie van glas, zowel om kleuren toe te voegen, als om kleuren te verwijderen. De Spartanen maakten legeringen van mangaan en ijzer.

In de 17e eeuw produceerde de Duitse chemicus Johann Rudolph Glauber voor het eerst kaliumpermanganaat, een stof die veel toepassing vindt in chemische laboratoria. In het midden van de 18e eeuw werd mangaanoxide gebruikt voor chloorproductie.

De Zweedse chemicus Carl Wilhelm Scheele kwam tot de ontdekking dat mangaan een element is. Zijn collega Johann Gottlieb Gahn isoleerde zuiver mangaan in 1774 door mangaanoxide te reduceren met koolstof.

In het begin van de 19e eeuw gingen wetenschappers op zoek naar manieren waarop mangaan gebruikt kon worden in de productie van staal. In 1816 werd ontdekt dat de toevoeging van mangaan aan ijzer leidde tot een hardere staalvariant, zonder het breekbaar te maken.

Staal

Staal is een legering bestaand uit ijzer en koolstof. Er zijn ongelofelijk veel verschillende legeringen met deze twee elementen, meestal ook met andere bestanddelen. De wereld kent vandaag de dag ongeveer 2500 verschillende soorten staal. Mede hierdoor en door de uitstekende bewerkbaarheid is staal een veel gebruikt constructiemateriaal. Het koolstof wordt gebruikt om een hoge treksterkte en hardheid te verkrijgen.

Wereldwijd wordt er jaarlijks ongeveer 900 miljoen ton staal geproduceerd, Corus Nederland (Hoogovens IJmuiden) neemt hiervan ongeveer 5 miljoen voor haar rekening.

IJzer wordt al meer dan 4000 jaar gebruikt voor diverse doeleinden. Het eerste ijzer was afkomstig van meteorieten. Dit zeldzame materiaal was ongeveer zo kostbaar als goud. Het bereiden van kwalitatief hoogwaardig staal is eeuwenlang erg moeilijk geweest.

Het eerste door mensen vervaardigde ijzer werd omstreeks 1500 v. Chr. in Klein-Azië in laagovens gemaakt. Een tijdlang was deze techniek een zorgvuldig gekoesterd geheim van het Hettitische Rijk, maar na de val van dit rijk verspreidde deze metallurgische kennis zich betrekkelijk snel over grote delen van de Oude Wereld (IJzertijd).

Laagovens waren lage ovens, waarin om beurten lagen houtskool en ijzererts werden gestapeld. Met blaasbalgen werd daar voorverwarmde lucht doorheen geblazen, waarbij de houtskool ging branden en er onder meer koolmonoxide werd gevormd, dat het ijzer uit zijn oxiden vrijmaakte. Daarbij werden slechts temperaturen bereikt lager dan het smeltpunt van ijzer. Dat had tot gevolg dat het ijzer niet gescheiden werd van de resten van het erts, de zogenaamde slak, en dat het ook weinig van de koolstof opnam. Het product was een buigzaam maar zacht, vrijwel koolstofloos ijzer met veel stukjes slak erin.

Zilver

Zilver is een scheikundig element met symbool Ag en atoomnummer 47. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal.

Zilver wordt al sinds het begin van onze jaartelling gebruikt voor versiersels en betaalmiddelen. Uit opgravingen blijkt dat al 4000-3500 v. Chr. zilver werd gescheiden van lood op eilanden in de Egeïsche Zee en Anatolië.

Vaak werd zilver geassocieërd met de maan, de zee en verschillende goden. In de alchemie werd voor zilver het symbool van een halve maan gebruikt en alchemisten noemden het Luna. Van het metaal kwik werd gedacht dat het een soort zilver was. In sommige talen blijkt dat nog uit de naam die kwik heeft zoals quicksilver in het Engels of kwikzilver (= levend zilver) in wat ouder Nederlands. Veel later bleek het om twee volstrekt verschillende elementen te gaan.

De naam zilver is afkomstig van het Angelsaksische seolfor siolfur. In het Latijn heet zilver argentum, waar zilver het symbool Ag aan dankt.

Tegenwoordig wordt zilver vooral als zilverhalogeniden in de fotografie gebruikt. Andere toepassingen van zilver zijn:

Sediment

Sediment is de benaming voor door wind, water en/of ijs verplaatste en vervolgens afgezette korrels of deeltjes. Voorbeelden van sedimenten zijn grind, zand en klei. Aangroei van land door sedimentatie wordt wel aanwassen genoemd.

Sediment verplaatst zich op verschillende manieren, zoals glijdend of rollend (over ander sediment of gesteente), zwevend door het water, of springend en stuiterend. Als de stroming in water of lucht een gelijkmatige beweging is zal de sedimentverplaatsing constant zijn. Als de stroming draait en kolkt ontstaan er ophopingen van sediment en sedimentloze plekken. Ribbels op het strand zijn hier een voorbeeld van.

Sedimentverplaatsing zie je overal, in buitendijks gebied onder invloed van het getij, in binnedijks gebied door (over)stromingen van rivieren. Momenteel wordt van Oost-Terschelling zand meegenomen door de stroming en dit komt er aan de westkant van Ameland weer aan. Na ongeveer tien jaar draait dit weer om en komt het sediment weer terug bij Terschelling. In de Waddenzee is door de sterke stroming ook goed te zien wat er gebeurt met het sediment: hele stukken vaarroutes verplaatsen zich door dit proces.

De bodem in Nederland en het grootste deel van België is opgebouwd uit sediment of sedimentair gesteente. Het verschil tussen sediment en sedimentair gesteente is dat de laatste door chemische processen aan elkaar gekit en hard geworden is. Het verloop is gradueel.

Sediment kan worden afgezet door rivieren (fluviaal sediment) 18,3 (109 ton per jaar), door de wind (eolisch sediment) 0,6, door de zee (marien sediment), door landijs of gletsjers (glaciaal sediment) 2,0, door smeltwater (fluvioglaciaal sediment), door vulkanische uitbarstingen (volcanic ejecta) 0,15, door grondwater 0,48 en in meren (lacustrien sediment).

Source: Wikipedia