Illiet

Het mineraal illiet is een gehydrateerd kalium-aluminium-magnesium-ijzer-fylosilicaat met de chemische formule (K,H3O)(Al,Mg,Fe2+)2(Si,Al)4O10[(OH)2,(H2O)]. Het behoort tot de kleimineralen, maar wordt door sommige indelingen gecategoriseerd onder de mica's.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Illiet':

More information on 'Illiet':

Het mineraal illiet is een gehydrateerd kalium-aluminium-magnesium-ijzer-fylosilicaat met de chemische formule (K,H3O)(Al,Mg,Fe2+)2(Si,Al)4O10[(OH)2,(H2O)]. Het behoort tot de kleimineralen, maar wordt door sommige indelingen gecategoriseerd onder de mica's.

Het doorschijnende witte illiet heeft een doffe glans, een witte streepkleur en een perfecte splijting volgens kristalvlak [001]. De gemiddelde dichtheid is 2,75 en de hardheid is 1 tot 2. Het kristalstelsel is monoklien en de radioactiviteit van het mineraal is nauwelijks meetbaar. De gamma ray waarde volgens het American Petroleum Institute van illiet is 87,5.

Het mineraal illiet is genoemd naar de Amerikaanse staat Illinois, waar het mineraal voor het eerst werd beschreven.

Illiet is een zeer algemeen voorkomend kleimineraal in sedimentaire gesteenten als schalies en zandstenen. Ook als gevolg van verwering of hydrothermale omzetting van muscoviet-houdend gesteente wordt illiet gevormd. De typelocatie is de Maquoketa schalie ontsloten in Gilead, Calhoun County, Illinois, Verenigde Staten.

Binnen de olie-industrie geldt illiet als een zeer vervelend kleimineraal. Het heeft, door de fijne vezelige structuur, de eigenschap de poriën van een reservoirgesteente gedeeltelijk of geheel "dicht te kitten". Hierdoor wordt een reservoir met een aanvankelijk goede porositeit een volkomen waardeloos reservoir door de drastische verlaging van de permeabiliteit als gevolg van de omzetting van andere (klei)mineralen in illiet. Met name in de Noordzee-reservoirs geldt illiet als een belangrijke beperking voor de productie van olie en gas.

Fylosilicaat

Een fylosilicaat is een silicaat waarbij de silica tetraeders volgens een platige structuur gerangschikt zijn. Tussen twee vlakken met silica tetraeders heerst een zwakke binding tussen vrije zuurstofatomen. Door deze structuur splijten fylosilicaten heel makkelijk.

Voorbeelden van fylosilicaten zijn mica's als muscoviet en biotiet en kleimineralen.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Fylosilicaat

Klei

Klei is een grondsoort die bestaat uit kleine, platige deeltjes.

Kleideeltjes zijn kleiner dan 0,002 mm. Klei bestaat uit kleimineralen, waarvan vele soorten bestaan. Kleigronden zijn, vergeleken met zand, slecht waterdoorlatend. In droge tijden houden ze veel langer water vast, maar in natte tijden verdrinken gewassen eerder. Ook hebben kleigronden minder last van uitspoeling dan zandgronden. Hierdoor houden ze beter voedselstoffen voor planten vast en zijn ze over het algemeen voedselrijk. Pogingen om in het kader van natuurbeheer kleigronden te verschralen zijn nutteloos of moeten zeer lange tijd worden volgehouden.

Klei komt in Nederland voornamelijk voor in de kuststreken (zeeklei) en langs de rivieren (rivierklei). Kleigronden die ontwaterd worden, komen lager te liggen, doordat het water dat zorgde voor meer ruimte tussen de kleideeltjes verdwenen is en de kleideeltjes dichter op elkaar komen te zitten. Dit verschijnsel wordt bodemdaling of inklinking genoemd.

Sommige kleisoorten, zoals potklei, worden gebruikt voor aardewerk, keramiek of baksteen. In de dijkenbouw en andere civieltechnische constructies wordt zowel klei als keileem gebruikt.

Klei die een zekere hoeveelheid water bevat, kan men kneden in elke gewenste vorm. Laat men de klei hierna opdrogen, dan wordt deze hard. Door wateropname kan de klei echter dan nog weer zacht worden. Als klei echter gebakken wordt in een voldoende hete oven bij een temperatuur van 900 graden, wordt hij hard omdat de kleideeltjes aan elkaar sinteren. Dit is een onomkeerbaar proces: de gebakken klei wordt niet meer zacht, ook niet als er weer water aan wordt toegevoegd.

Mica

Mica of glimmer is de naam voor een grote groep mineralen.

Het zijn allen fylosilicaten met de algemene formule (AB2-3X,Si)4O10(O,F,OH)2:

Mica's vormen een belangrijk gesteentevormend onderdeel van felsische vulkanische gesteenten, zoals graniet en rhyoliet. Muscoviet en biotiet zijn daarin de belangrijkste mica's. In metamorfe gesteenten, groenschisten bijvoorbeeld, komt ook chloriet voor. Bij erosie van deze gesteenten worden de mica's gestransporteerd en verweren ze vrij gemakkelijk tot kleimineralen.

Mica's komen vrij veel voor en in vele verschillende samenstellingen. De meest voorkomende mica's zijn:

Mica is vuurvast en doorschijnend. Daarom werd het vroeger vooral voor de plaatjes van kachelvensters gebruikt. Tegenwoordig wordt het gebruikt in condensatoren, als isolerend materiaal en als resonant diafragma in sommige akoestische apparaten. De meeste mica wordt gebruikt in de Verenigde Staten en wordt met name geïmporteerd uit India en Brazilië. Synthetische mica wordt voornamelijk geproduceerd in de Verenigde Staten en China.

Sedimentair gesteente

De afzettingsgesteenten of sedimentaire gesteenten zijn ontstaan door sedimentatie of bezinking van minerale deeltjes, hetzij uit water, hetzij uit de atmosfeer, of chemische neergeslagen deeltjes uit een oplossing. Door deze processen vormt zich sediment. Het sediment kan vervolgens door te consolideren in een gesteente veranderen. In de sedimentologie wordt meestal geen verschil gemaakt tussen sedimenten en sedimentaire gesteenten, de mate van consolidatie wordt als onderdeel van de lithologie van een formatie beschreven.

De hoofdindeling van gesteenten is in stollingsgesteenten, afzettingsgesteenten en metamorfe gesteenten.

Sedimentaire gesteenten ontstaan door sedimentatie in sedimentaire bekkens. De typen sedimentair gesteente kunnen zeer uiteenlopen, een zeer ruwe indeling is in zandsteen, schalie en kalksteen.

Categorieën: Geologie | Sedimentologie | Sedimentair gesteente

Schalie

Schalie of kleisteen is een sedimentair gesteente bestaande uit klei-mineralen.

Schalie wordt gevormd op het moment dat klei gecompacteerd wordt en onder in vloed van druk overgaat van een ongeconsolideerd materiaal in een gesteente. Door de structuur van de kleimineralen ontstaat een "platig" karakter.

Schalie bevat vaak veel fossielen. Schalie komt in Nederland wel voor in Twente en op sommige plekken in Zuid-Limburg, waar het tussen de mergel voorkomt. In België is het een vrij algemeen voorkomend gesteente en komt het onder andere in de Ardennen voor.

Schalie is een natuursteen die in Nederland relatief weinig wordt toegepast, het is daarvoor niet hard genoeg. Vaak wordt het hardere leisteen gebruikt.

Categorie: Sedimentair gesteente

Zandsteen

Zandsteen is een sedimentair- of afzettingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit zandkorrels. Bij sedimentatie van zandkorrels worden ook silt, kalk, grind, glimmers, veldspaat en andere gesteentefragmenten afgezet. Door verwering wordt een van oorsprong geelbruine zandsteen grijs. Het voorkomen van bepaalde oxides en andere mineralen kleurt varianten bruinrood.

Zandsteen werd in Nederland en België vrij veel toegepast als bouwmateriaal. In Nederland vooral de zandsteen uit Bentheim en de, door het grote kalkgehalte, fijnkorrelige Baumberger zandsteen, die zeer geschikt was voor sculpturen.

Sinds 1951 is het bewerken van zandsteen in Nederland verboden, vanwege de grote hoeveelheid kwartsstof die bij het hakken vrijkomt. Dit veroorzaakt de longziekte silicose. Sinds die tijd wordt oude zandsteen bij restauraties vaak vervangen door Vaurion (Massangis). Dit verweert echter veel lichter. Daarom wordt ook wel gekozen voor de donkere steensoorten Peperino of Basaltlava.

In Nederland komt zandsteen aan de oppervlakte in het oosten van Twente, bij Winterswijk en in Limburg. In de rest van Nederland is nog niet voldoende diagenese opgetreden om zandsteen te krijgen.

Zandsteen heeft een zekere mate van porositeit en kan daardoor een goed reservoir voor grondwater of olie/gas zijn.

Muscoviet

Het mineraal muscoviet is een gehydrateerd kalium-aluminium-fylosilicaat met de chemische formule KAl2(AlSi3)O10(OH)2.

Muscoviet is een mica, een fylosilicaat met een plaatstructuur die bestaat uit een laag SiO4-tetraeders die ieder met hun buren drie zuurstofatomen delen. Zo vormen zij een vlak netwerk van zeshoekige ringen. In deze lagen is de binding bijzonder sterk, tussen de lagen echter is de binding veel minder sterk, zodat het materiaal gemakkelijk in dunne, vaak doorzichtige lagen te klieven is.

In de kristalstructuur is een ingewikkelde stapeling van de lagen mogelijk, hetgeen leidt tot verschillende polytypes, varianten van de kristalstructuur. Vrijwel alle polytypes van muscoviet zijn monoklien, maar ook zeldzame trigonale stapelingen komen voor.

Chemie: in muscoviet komen een reeks isomorfe vervangingen voor, met als meest gangbaar

Muscoviet is een van de meest voorkomende mica's, en het komt in een grote verscheidenheid aan gesteenten voor, maar voornamelijk in felsisch stollingsgesteente, zoals graniet.

Gesteente

Een gesteente is een geconsolideerd (vast) materiaal dat bestaat uit een mineraal of een verbinding van verschillende mineralen. Materialen als zand, modder en grind worden soms als gesteente geclassificeerd, maar vallen eigenlijk onder de term grondsoort. De aardkorst is opgebouwd uit talloze gesteenten. Ze bepalen in belangrijke mate de eigenschappen van het aardoppervlak; reliëf, draagkracht van de ondergrond, het bodemtype dat erop ontstaat en de waterhuishouding.

Veel gesteenten zijn van groot economisch belang. Voorbeelden zijn goud, graniet en marmer. Deze materialen noemt men delfstoffen.

Gesteenten worden ingedeeld op de manier waarop ze zijn ontstaan. Er zijn drie typen te onderscheiden, die hieronder worden toegelicht.

Stollingsgesteenten zijn gevormd uit magma. Het dieptegesteente graniet en het uitvloeiingsgesteente basalt zijn veel voorkomende stollingsgesteenten, ze vormen een belangrijk bestanddeel van respectievelijk de continentale en oceanische korst.

Deze groep wordt ook wel als sedimentgesteenten aangeduid. Het wordt gevormd door de verwering en erosie van andere gesteenten. Het verweringsmateriaal kan op verschillende manieren worden vervoerd. De naam van het sediment is afhankelijk van het soort transport:

Ontsluiting (geologie)

Een ontsluiting is een plaats waar een gesteente aan de oppervlakte komt (dagzoomt) en onbegroeid te zien is. De mate van ontsluiting hangt af van het klimaat dat de vegetatie bepaalt. Droge gebieden kennen vaak goede ontsluitingen, maar ook steile wanden zijn vaak onbegroeid en daardoor goed ontsloten. Een ontsluiting is belangrijk voor geologen om de aard van het gesteente (de lithologie) en eventuele structuren in het gesteente vast te kunnen stellen.

Categorie: Geologie

Porositeit

Porositeit is de doorlaatbaarheid en de bindingscapaciteit van de bodem (het verweerde moedergesteente waarin vegetatie kan groeien). Men herkent er het woord "porie" (of opening) in.

Met bodemstructuur bedoelt men niet de verschillende lagen of horizons in de bodem, maar de bodemdelen of aggregaten zelf, zoals bijvoorbeeld klei, leem, löss, zand, etcetera.

De bodemtextuur geeft de grootte van de partikels weer, bijvoorbeeld: grind bestaat uit grotere delen dan zand. Zand bestaat weer uit grotere delen dan klei.

Een bodem met een goede porositeit is luchtig en niet te nat. Een overvloed aan vocht in de grond beïnvloedt de porositeit nadelig. De poriën lopen namelijk vol en beletten een goede verluchting, de mineralen lossen op en kunnen uitspoelen. Ook zware machines kunnen een ondergrond vastrijden en de porositeit nadelig beïnvloeden. Een goede drainage en duurzame bodembewerking met een rijk bodemleven zorgen voor een ideale kruimelige bodem die goed verlucht, het water vlot draineert en een vestigingsplek is voor microörganismen. De porositeit is er ideaal.

Categorie: Geologie

Source: Wikipedia