Ottreliet

Het mineraal ottreliet is een mangaan-ijzer-magnesium-aluminium-silicaat met de chemische formule (Mn,Fe2+,Mg)2Al4Si2O10(OH)4. Het nesosilicaat behoort tot de chloritoid-groep.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Ottreliet':

More information on 'Ottreliet':

Het mineraal ottreliet is een mangaan-ijzer-magnesium-aluminium-silicaat met de chemische formule (Mn,Fe2+,Mg)2Al4Si2O10(OH)4. Het nesosilicaat behoort tot de chloritoid-groep.

Het pistachegroene ottreliet heeft een glasglans, een grijsgroene streepkleur en een perfecte splijting volgens het kristalvlak [001] en een onduidelijke volgens [110]. De gemiddelde dichtheid is 3,52 en de hardheid is 6 tot 7. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal ottreliet is genoemd naar de plaats waar het voor het eerst gevonden is; Ottré vlakbij Vielsalm.

Het mineraal ottreliet wordt gevormd tijdens niet schuivende omstandigheden bij orogenese in aders en spleten in laag- en middelgradige metamorfe gesteenten. De typelocatie is Ottré in de Belgische Ardennen.

Categorieën: Mineraal | Nesosilicaat | Verbinding van mangaan | Verbinding van ijzer | Verbinding van magnesium | Verbinding van aluminium

Mangaan

Mangaan is een scheikundig element met symbool Mn en atoomnummer 25. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal.

Al sinds de prehistorie wordt mangaan gebruikt. 15.000 jaar voor het begin van onze jaartelling werd bruinsteen (mangaandioxide) al gebruikt als pigment in verf. De Egyptenaren en Romeinen pasten mangaan toe tijdens de productie van glas, zowel om kleuren toe te voegen, als om kleuren te verwijderen. De Spartanen maakten legeringen van mangaan en ijzer.

In de 17e eeuw produceerde de Duitse chemicus Johann Rudolph Glauber voor het eerst kaliumpermanganaat, een stof die veel toepassing vindt in chemische laboratoria. In het midden van de 18e eeuw werd mangaanoxide gebruikt voor chloorproductie.

De Zweedse chemicus Carl Wilhelm Scheele kwam tot de ontdekking dat mangaan een element is. Zijn collega Johann Gottlieb Gahn isoleerde zuiver mangaan in 1774 door mangaanoxide te reduceren met koolstof.

In het begin van de 19e eeuw gingen wetenschappers op zoek naar manieren waarop mangaan gebruikt kon worden in de productie van staal. In 1816 werd ontdekt dat de toevoeging van mangaan aan ijzer leidde tot een hardere staalvariant, zonder het breekbaar te maken.

Silicaat

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Silicaat

Chloritoid

Het mineraal chloritoid is een ijzer-magnesium-mangaan-aluminium-silicaat met de chemische formule (Fe2+,Mg,Mn)2Al4Si2O10(OH)4. Het behoort tot de nesosilicaten.

Het doorzichtige tot doorschijnende donkergrijze tot groenzwarte chloritoid heeft een parelglans, een groengrijze streepkleur en de splijting is imperfect volgens een onbekend kristalvlak. Chloritoid heeft een gemiddelde dichtheid van 3,54 en de hardheid is 6,5. Het kristalstelsel is triklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal chloritoid is genoemd naar de gelijkenis met chloriet.

Chloritoid is een algemeen mineraal dat voorkomt in diverse metamorfe gesteenten als marmers, fyllietten en schisten. De typelocatie is Saas en Lukmanier, Zwitserland.

Categorieën: Mineraal | Nesosilicaat | Verbinding van ijzer | Verbinding van magnesium | Verbinding van mangaan | Verbinding van aluminium

Radioactiviteit

Radioactiviteit, ook wel activiteit genoemd, is een natuurkundig fenomeen: bepaalde isotopen zijn instabiel en veranderen (desintegreren) spontaan in een andere atoomsoort. Dit noemt men radioactief verval.

Bij dit proces zenden ze straling uit. Na de desintegratie is de atoomkern veranderd van samenstelling, met name in de aantallen protonen en neutronen. Zo ontstaat een atoom van een andere atoomsoort, hetzij een andere isotoop van hetzelfde element, hetzij een ander element.

In sommige situaties is het desintegratieproduct, ook wel het dochternuclide genoemd, zelf ook weer instabiel. Het proces gaat door totdat de ontstane atoomkern in een stabiele vorm is geraakt. Men spreekt dan van een vervalketen.

Aan de ontdekking van en het onderzoek van radioactiviteit hebben veel mensen hun naam verbonden. Enkele van de voornaamste zijn:

Radioactiviteit wordt uitgedrukt in becquerel (Bq). Als er van een stof 1 atoom per seconde vervalt (desintegreert) is die stof een radioactieve bron (stralingsbron) met een sterkte van 1 becquerel.

Vielsalm

Vielsalm (Waals: Li Viye Såm) is een plaats en gemeente in de provincie Luxemburg in België. In 1977 werden er de vroegere gemeenten Grand-Halleux, Petit-Thier en Bihain aan toegevoegd.

De gemeente telt bijna 7500 inwoners. Het grondgebied van de gemeente Vielsalm is zeer uitgestrekt waardoor zij aan een veelvoud van andere gemeentes grenst, onder andere enkele van de provincie Luik. Zo grenst zij in het noorden aan de gemeente Trois-Ponts, in het oosten aan de gemeente Sankt Vith, in het zuiden aan de gemeentes Gouvy en Houffalize en in het westen aan de gemeentes Manhay en Lierneux.

Door Vielsalm stroomt het riviertje de Salm. Vielsalm ontleent zijn naam aan het gelijknamige graafschap. In 1163 werd het graafschap Salm verdeeld in Oppersalm (in de Vogezen) en Oudsalm (in de Ardennen).

Het grondgebied van Vielsalm behoort tot de Hoge Ardennen. Baraque de Fraiture (652 m.) in Bihain is het hoogste punt van het Plateau de Tailles. 's Winters kan hier bij voldoende sneeuw wintersport worden bedreven. 's Zomers trekt het plaatsje veel toeristen bij de "bosbessenfeesten". Wegens zijn bosrijke omgeving is Vielsalm immers "la capitale des Myrtilles".

Geologisch behoort Vielsalm tot het Plateau van Stavelot en het gaf zijn naam aan het Salmien.

Orogenese

Gebergtevorming, de officiële term is orogenese, is een gevolg van de plaattektoniek, de bewegingen van platen langs elkaar (zijchuivingsbewegingen), over en onder elkaar (compressieve bewegingen) en uit elkaar (extensionele bewegingen). Bij al deze bewegingen kan een gebergte gevormd worden, hoewel dit doorgaans het gevolg is van compressieve bewegingen.

De geschiedenis van verklaringen van het proces van gebergtevorming gaat terug tot de Oude Grieken, die in de bergen de woonplaatsen van de Goden zagen. Gedurende de Verlichting werden meer wetenschappelijke verklaringen gezocht.

Hoewel het pas sinds de tweede helft van de vorige eeuw algemeen werd geaccepteerd, waren er al honderden jaren geleden mensen die het verschuiven van continenten naar voren brachten. Zo vestigde in 1620 de Britse natuurfilosoof en staatsman Francis Bacon de aandacht op overeenkomsten in de vorm van de westkust van Afrika en de oostkust van Zuid-Amerika, en introduceerde Francois Placet in 1668 het idee van de continentendrift. Later trad de meteoroloog en astronoom Alfred Wegener op de voorgrond als verkondiger van de theorie van de continentendrift. Zijn boek: Die Entstehung der Kontinente und Ozeane bleef aanvankelijk buiten Duitsland grotendeels onbekend; de derde druk (1922) verscheen daarentegen in 1924 in het Engels, Frans, Spaans, Zweeds en Russisch.

Als twee platen naar elkaar toe bewegen, zijn er drie verschillende mogelijkheden:

Continenten bewegen naar elkaar omdat de ene plaat onder de andere subduceert. Het deel van een plaat dat subduceert bestaat meestal uit oceanische korst dat een hogere dichtheid dan continentale korst heeft waardoor het gemakkelijker de Aardmantel in subduceert. Als een continent bij een subductiezone aankomt, zal dit niet kunnen subduceren. Omdat de convectiestroming in de mantel die de platentektoniek aandrijft doorgaat, zullen de platen onder elkaar schuiven. Daarbij vindt korstverdikking plaats door de vorming van grote overschuivingen, die zorgen dat grote stukken korst (zogenaamde dekbladen) over elkaar schuiven. Ook kan het gebeuren, dat stukken continentale korst de mantel in subduceren om later weer te obduceren, waarbij deze stukken deel gaan uitmaken van de dekbladstructuur van het vormende gebergte. Door de voortdurende compressie (de platen bewegen nog steeds naar elkaar) kunnen oorspronkelijk ligt hellende overschuivingen vertikaal komen te staan. De belangrijkste grenzen tussen dekbladen (vaak enorme breuken of schuifzones) worden suturen genoemd.

Metamorf gesteente

Metamorf gesteente is gekristalliseerd of gemetamorfoseerd op grote diepte onder het aardoppervlak, of door hoge temperatuur. De stollings- en metamorfe gesteenten worden gevormd door middel van endogene processen, de sedimentgesteenten door exogene processen.

De hoofdindeling van gesteenten is stollingsgesteenten, afzettingsgesteenten en metamorfe gesteenten.

Categorie: Geologie

Ardennen

De Ardennen (Frans: Ardennes, Waals: Årdene) vormen een bosrijk laaggebergte in oostelijk België (het grootste deel van Wallonië), Noord-Luxemburg en een klein stukje aangrenzend Frankrijk. Het is de westelijke uitloper van een massief van leisteen waartoe ook het ten oosten van de Ardennen in Duitsland gelegen Eifelgebergte behoort.

Er bestaan twee indelingen ten aanzien van welk gebied precies tot de Ardennen behoort.

De ene betreft een geologische indeling. Hierbij gaat het om het eigenlijke Ardense heuvelland. De grenzen hiervan worden min of meer gevormd door de rivier de Vesdre (Vesder) en het daarboven gelegen Land van Herve in het noorden en de rivier de Semois en het daaronder gelegen Belgisch Lotharingen (ook wel Gaume(streek) genoemd) in het zuiden. De westgrens betreft de schisteuze depressies van de Fagne en de Famenne en de oostgrens de Eifel.Tussen de Fagne-Famenne en de Ardennen ligt een slechts enkele kilometers brede kalksteenformatie, de Calestienne.

De andere is een toeristische en cultureel-landschappelijke indeling, de ruime opvatting. Hierbij worden ook de gebieden rondom het eigenlijke Ardense heuvelland tot de Ardennen gerekend zoals de Condroz, de Fagne en de Famenne, de Gaume(streek) of Belgisch Lotharingen, het Land van Herve en de Voerstreek. De grenzen van deze 'ruime' Ardennen liggen bij de rivieren de Maas en de Sambre (Samber) in het westen, de Franse Maas bij Sedan in het zuiden, de Eifel in het oosten en het Nederlandse Zuid-Limburg in het noorden. Bestuurlijk komt dit voor wat België betreft overeen met de provincie Luik (grootste deel), de provincie Namen (grootste deel), de provincie Luxemburg (in zijn geheel) en de provincie Henegouwen (alleen het zuidoostelijke deel); in het Groothertogdom Luxemburg gaat het om het noordelijke deel, Ösling genaamd en in Frankrijk om het noorden van het departement Ardennes.

Men onderscheidt een hoger gedeelte en een lager gedeelte in de Ardennen, de Hoge respectievelijk de Lage Ardennen. De Hoge Ardennen liggen in het (noord)oosten; hier vindt men dan ook de hoogste toppen die tot ver over de zeshonderd meter kunnen reiken. Zo is de hoogste heuvel de in de Hoge Venen gelegen Signal de Botrange (694 meter). Een andere topper is de in het noorden van de provincie Luxemburg gelegen Baraque de Fraiture (652 meter). De Lage Ardennen liggen in het (zuid)westen, in het zuiden van de provincies Henegouwen, Namen en Luxemburg alsmede in het aangrenzende Frankrijk. De heuvels komen hier over het algemeen niet boven de vijfhonderd meter uit.

Ottreliet

Het mineraal ottreliet is een mangaan-ijzer-magnesium-aluminium-silicaat met de chemische formule (Mn,Fe2+,Mg)2Al4Si2O10(OH)4. Het nesosilicaat behoort tot de chloritoid-groep.

Het pistachegroene ottreliet heeft een glasglans, een grijsgroene streepkleur en een perfecte splijting volgens het kristalvlak [001] en een onduidelijke volgens [110]. De gemiddelde dichtheid is 3,52 en de hardheid is 6 tot 7. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Het mineraal ottreliet is genoemd naar de plaats waar het voor het eerst gevonden is; Ottré vlakbij Vielsalm.

Het mineraal ottreliet wordt gevormd tijdens niet schuivende omstandigheden bij orogenese in aders en spleten in laag- en middelgradige metamorfe gesteenten. De typelocatie is Ottré in de Belgische Ardennen.

Categorieën: Mineraal | Nesosilicaat | Verbinding van mangaan | Verbinding van ijzer | Verbinding van magnesium | Verbinding van aluminium

Source: Wikipedia