Kosmochloor

Het mineraal kosmochloor is een natrium-chroom-inosilicaat met de chemische formule NaCrSi2O6. Het behoort tot de pyroxenen.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Kosmochloor':

More information on 'Kosmochloor':

Het mineraal kosmochloor is een natrium-chroom-inosilicaat met de chemische formule NaCrSi2O6. Het behoort tot de pyroxenen.

Het doorzichtige tot doorschijnende smaragdgroene kosmochloor heeft een lichtgroene streepkleur en een glasglans. De splijting is goed volgens kristalvlak [110], kosmochloor heeft een gemiddelde dichtheid van 3,6 en de hardheid is 6 tot 7. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief.

Kosmochloor is niet zo'n algemene pyroxeen die onder andere gevonden wordt in serpentiniet.

Categorieën: Mineraal | Inosilicaat | Verbinding van natrium | Verbinding van chroom

Chroom

Chroom of chromium is een scheikundig element met symbool Cr en atoomnummer 24. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal.

In 1761 vond Johann Gottlob Lehmann in het Oeralgebergte een oranje-rood mineraal dat hij Siberisch rood lood noemde, omdat hij dacht dat het een loodverbinding was met selenium en ijzer. Later bleek dat hij het mineraal crocoiet had gevonden dat uit loodchromaat (PbCrO4) bestaat.

Enkele jaren later bezocht Peter Simon Pallas de locatie opnieuw en ontdekte dat het Siberisch rood lood zeer geschikt was als pigment in verf. Spoedig daarna werd het materiaal populair en bleek er ook een heldere gele kleurstof te kunnen worden gemaakt van crocoiet.

In 1797 lukte het Nicolas-Louis Vauquelin om chroomoxide uit crocoiet te isoleren door het mineraal te mengen met zoutzuur. Een jaar later bleek deze Franse chemicus in staat om uit chroomoxide metallische chroom te isoleren door het in een oven te verhitten. Later ontdekte hij dat sommige edelstenen (zoals robijn) ook sporen van chroom bevatten.

Tot het begin van de 19e eeuw werd chroom voornamelijk gebruikt als verfcomponent. Daarna kwam chroom steeds meer in zwang als metaal in legeringen.

Inosilicaat

Een inosilicaat is een silicaat waarbij de silica-tetraeders enkele of dubbele ketens vormen. De enkele ketens hebben de algemene formule Si2O7 en de dubbele ketens de algemene formule Si8O22.

Voorbeelden van inosilicaten met enkele ketens zijn de pyroxenen en met dubbele ketens de amfibolen.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Inosilicaat

Pyroxeen

De groep mineralen die pyroxenen genoemd worden, is een groep belangrijke silicaten in magmatische en metamorfe gesteenten . Karakteristiek is een structuur van enkele silica ketens in tetraëders; inosilicaat. Twee kristalvormen zijn mogelijk:

De algemene formule voor pyroxeen luidt XY(Si,Al)2O6 (met voor X calcium, natrium, ijzer2+ en magnesium en (zeldzaam) zink, mangaan en lithium. Y bevat kleinere ionen, zoals chroom, aluminium, ijzer3+, magnesium, mangaan, scandium, titanium, vanadium en zelfs ijzer2+). Hoewel aluminium vaak voorkomt als vervanging van silicium in silicaten, is dat niet het geval in pyroxeen.

De naam pyroxeen is afgeleid van het Griekse pyros en xenos ("vuur" en "vreemd"). Deze naam werd gegeven naar aanleiding van het voorkomen in vulkanische lava's waar pyroxenen soms als kristallen ingebed liggen in het omringende vulkanische glas; verondersteld werd dat het onvolkomenheden in het glas waren, daarom de naam "vuur vreemdelingen". Het zijn echter vroeg vormende mineralen die al uitgekristalliseerd zijn voordat het magma aan het aardoppervlak komt (lava). Zodoende "drijven" de pyroxeenkristallen in de smelt die door snelle afkoeling het vulkanisch glas, of obsidiaan vormt.

De mantel bestaat voornamelijk uit olivijn en pyroxeen. Pyroxenen komen in alle mafische stollingsgesteenten voor, en ook in mantelgesteentes als peridotiet en serpentiniet.

felsisch--------------------------------------------------mafischkwarts - veldspaat - mica - amfibool - pyroxeen - olivijn

Radioactiviteit

Radioactiviteit, ook wel activiteit genoemd, is een natuurkundig fenomeen: bepaalde isotopen zijn instabiel en veranderen (desintegreren) spontaan in een andere atoomsoort. Dit noemt men radioactief verval.

Bij dit proces zenden ze straling uit. Na de desintegratie is de atoomkern veranderd van samenstelling, met name in de aantallen protonen en neutronen. Zo ontstaat een atoom van een andere atoomsoort, hetzij een andere isotoop van hetzelfde element, hetzij een ander element.

In sommige situaties is het desintegratieproduct, ook wel het dochternuclide genoemd, zelf ook weer instabiel. Het proces gaat door totdat de ontstane atoomkern in een stabiele vorm is geraakt. Men spreekt dan van een vervalketen.

Aan de ontdekking van en het onderzoek van radioactiviteit hebben veel mensen hun naam verbonden. Enkele van de voornaamste zijn:

Radioactiviteit wordt uitgedrukt in becquerel (Bq). Als er van een stof 1 atoom per seconde vervalt (desintegreert) is die stof een radioactieve bron (stralingsbron) met een sterkte van 1 becquerel.

Serpentiniet

Het metamorfe gesteente Serpentiniet is een vooral door hydrothermale activiteit omgezette peridotiet.

Het gesteente bestaat naast amfibool vooral uit het mineraal serpentijn, een magnesiumsilicaat met chemische formule (Mg, Fe)3Si2O5(OH)4. Dit olijf-groene tot grijs-groene mineraal, met een hardheid van 3 tot 5 is ontstaan uit omzetting van de mineralen olivijn en pyroxeen.

Net als het mineraal serpentijn, is ook de naam van het gesteente serpentiniet afgeleid van het Latijnse woord serpens, dat "slang" betekent.

Serpentiniet kan gevonden worden in gebieden waarin ultramafische gesteenten als peridotiet of mafische gesteenten als gabbro of basalt omhoog zijn gekomen en door verhoging van temperatuur gemetamorfoseerd zijn tot serpentiniet. Voorbeelden zijn orogenen als Griekenland, de Alpen en de Rocky Mountains.

Categorieën: Metamorf gesteente | Mantelgesteente

Source: Wikipedia