Scapoliet

Het mineraal scapoliet is een chloor-houdend natrium-calcium-aluminium-silicaat met de chemische formule Na2Ca2Al3Si9O24Cl. Het mineraal behoort tot de tectosilicaten.

Download our Free bookmarks organizing software today!

Search results for 'Scapoliet':

More information on 'Scapoliet':

Het mineraal scapoliet is een chloor-houdend natrium-calcium-aluminium-silicaat met de chemische formule Na2Ca2Al3Si9O24Cl. Het mineraal behoort tot de tectosilicaten.

Het doorzichtig tot doorschijnend witte, grijze, gele, vaalbruine of roze scapoliet heeft een glasglans, een witte streepkleur en de splijting is duidelijk volgens de kristalvlakken [100] en [110]. Scapoliet heeft een gemiddelde dichtheid van 2,66 en de hardheid is 6. Het kristalstelsel is tetragonaal en het mineraal is niet radioactief.

De naam van het mineraal scapoliet is afgeleid van de Griekse woorden skapos ("staf") en lithos, dat "steen" betekent.

Scapoliet is een mineraal dat voorkomt als verweringsproduct van plagioklazen uit gabbro's. De typelocatie van scapoliet is het Otter Lake in Canada. Het wordt verder onder andere gevonden in Brevik, Noorwegen.

Categorieën: Mineraal | Tectosilicaat | Verbinding van natrium | Verbinding van calcium | Verbinding van aluminium | Verbinding van chloor

Chloor

Chloor is een scheikundig element met symbool Cl en atoomnummer 17. Het is een geelgroen halogeen. Chloor is bij kamertemperatuur een gas.

Chloor is in 1774 door Carl Scheele ontdekt, maar hij besefte niet dat het een element was. Hij vermoedde dat het een verbinding van zuurstof was. Pas in 1810 kwam Humphry Davy tot die gevolgtrekking. In 1823 ontdekte Michael Faraday hoe chloor vloeibaar gemaakt kon worden.

De naam Chloor is afkomstig van het Griekse χλωρος (chloros), dat is te vertalen als geelgroenig.

Chloor wordt veel gebruikt bij het zuiveren van water, in ontsmettingsmiddelen en in mosterdgas. Daarnaast is het een veelgebruikte grondstof in de chemische industrie voor de productie van een breed scala aan producten. Enkele toepassingen van chloor zijn:

In de organische chemie wordt chloor veel toegepast als oxidator en in substitutiereacties.

Tectosilicaat

Een tectosilicaat is een silicaat met de silicium-zuurstof tetraeders gerangschikt in een driedimensionaal patroon. Voorbeelden van tectosilicaten zijn de veldspaten, veldspaatvervangers en de zeolieten.

Nesosilicaat -- Inosilicaat -- Sorosilicaat -- Cyclosilicaat -- Tectosilicaat -- Fylosilicaat

Categorie: Tectosilicaat

Tetragonaal

Veel vaste stoffen hebben een kristallijne structuur. Dat wil zeggen dat zij bestaan uit een regelmatige opstapeling van een structuureenheid (moleculen, ionen, atomen) die als bouwsteen van de regelmatige stapeling gezien kan worden. De structuureenheden vormen een driedimensionaal rooster. In de kristallografie worden de gestapelde structuureenheden eenheidscellen genoemd.

De regelmatige stapeling wordt translatiesymmetrie genoemd. Naast de translatiesymmetrie bestaat er ook nog interne symmetrie binnen de eenheden. Het geheel van alle symmetrie heet kristalstructuursymmetrie (zie hierna).

De symmetrie heeft onder meer als gevolg dat de gehele structuur van het kristal kan worden beschreven als de inhoud van één eenheidscel of zelfs een gedeelte daarvan, soms aangevuld met een beschrijving van de (zeer kleine) verschillen tussen eenheidscellen.

Een van de technieken die kan worden gebruikt om kristalstructuren te bepalen is de Röntgendiffractie. Dit is tot nog toe (2003) de nauwkeurigste techniek om de structuur van moleculen te onderzoeken. Kristalstructuren van meer dan 250.000 organische verbindingen zijn reeds bepaald en opgeslagen in de Cambridge Structural Database.

Naast kristallijne vaste stoffen bestaan er glasstructuren en amorfe structuren.

Radioactiviteit

Radioactiviteit, ook wel activiteit genoemd, is een natuurkundig fenomeen: bepaalde isotopen zijn instabiel en veranderen (desintegreren) spontaan in een andere atoomsoort. Dit noemt men radioactief verval.

Bij dit proces zenden ze straling uit. Na de desintegratie is de atoomkern veranderd van samenstelling, met name in de aantallen protonen en neutronen. Zo ontstaat een atoom van een andere atoomsoort, hetzij een andere isotoop van hetzelfde element, hetzij een ander element.

In sommige situaties is het desintegratieproduct, ook wel het dochternuclide genoemd, zelf ook weer instabiel. Het proces gaat door totdat de ontstane atoomkern in een stabiele vorm is geraakt. Men spreekt dan van een vervalketen.

Aan de ontdekking van en het onderzoek van radioactiviteit hebben veel mensen hun naam verbonden. Enkele van de voornaamste zijn:

Radioactiviteit wordt uitgedrukt in becquerel (Bq). Als er van een stof 1 atoom per seconde vervalt (desintegreert) is die stof een radioactieve bron (stralingsbron) met een sterkte van 1 becquerel.

Plagioklaas

De mineralen-reeks plagioklaas is een groep van aluminium-tectosilicaten die behoren tot de veldspaten met samenstellingen tussen de eindleden albiet-anorthiet, met albiet als natrium-houdend en anorthiet als calcium-houdend uiterste mineraal. De reeks van mineralen is een zogenaamde vaste oplossing.

De kristallografie van de veldspaten varieert sterk met de samenstelling en is vrij complex. De symmetrie varieert van monoklien tot triklien. Algemeen komen meerdere systemen van splijting voor, ook bestaan er hoge en lage temperatuursvormen.

De individuele plagioklaasmineralen, gewoonlijk verkort aangeduid als plagioklaas, zijn belangrijke gesteentevormende mineralen in zowel felsische stollings-, metamorfe als sedimentaire gesteenten. Een veel voorkomende kleur van plagioklaaskristallen is melkwit en daarmee is het een vrij gemakkelijk te herkennen mineraal in gesteenten.

felsisch--------------------------------------------------mafischkwarts - veldspaat - mica - amfibool - pyroxeen - olivijn

Categorieën: Mineraal | Tectosilicaat | Verbinding van aluminium

Gabbro

Het stollingsgesteente gabbro is een mafisch dieptegesteente met tussen de 48 en 52% silica.

Gabbro is het mafische equivalent van graniet en het dieptegesteente-equivalent van het uitvloeiingsgesteente basalt. Door diepere en dus langzame afkoeling zijn relatief grotere kristallen ontstaan dan bij het ganggesteente doleriet.

De mineralen die in gabbro voorkomen zijn onder andere olivijn, pyroxeen, amfibool, magnetiet en biotiet. Ook veldspaat (lichtgekleurde plagioklaas) komt in de doorgaans donkere gabbrogesteenten voor.

In gabbro zal men geen vrije kwarts aantreffen, dit in tegenstelling tot continentaal gesteente. Ontsloten gabbro zoals in de Zwitserse Alpen heeft een ruw, schuurpapierachtig, oppervlak. Een grabbo is een zeer donkere, bijna zwart gesteente. Dioriet is een diepgesteente dat tussen graniet en gabbro in staat.

Gabbro is een dieptegesteente dat ontsloten raakt bij tektonische opheffing bij orogenese of obductie. Het wordt gevormd in de kern van mafische vulkanen en onder oceanische korst. In bepaalde delen van de Zwitserse Alpen is gabbro duidelijk te zien.

Source: Wikipedia